Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Artikelbrief

betekenis & definitie

Artikelbrief - het in één stuk opgenomen geheel van voorschriften, waarop in de 16e en 17e en 18e eeuw personen in militairen dienst werden opgenomen zoowel te Lande als ter Zee. Prof. Pols, Crimineel Wetboek, 2e uitgave bl. 15, vermeldt Geldersche artikelbrieven van 1506 en 1507, daarop volgt een van 1579, meer Bestaltbrief genoemd, en daarop die van 1590 meer bijzonder genoemd „Artikelbrief ofte Ordonnancie op de Discipline Militaire”. Voor het Krijgsvolk te water geldt die van 1702.

Zij werden vastgesteld door de Staten-Generaal, de eerste in 82, de tweede in 63 artikelen en hebben tot aan de omwenteling van 1795 bij ons te lande gegolden. Voor de marine werd er daarop in 1795 een samengesteld, die tot 1814 gegolden heeft. Zij zijn de eerste regelingen van militair strafrecht. In den brief van 1590, die geen systematisch ingedeeld geheel vormt, maar waarin de artikelen eenvoudig zonder innerlijk verband achter elkaar zijn geplaatst, vinden wij b.v. strafbaar gesteld heiligschennis, overlast aan vrouwen, bespotting van de Staten-Generaal of van de overheid, het bederven van watermolens, het zich verder verwijderen van vendel of garnizoen, dan een kanon draagt, het verzuimen van een bevolen dienst, het zonder reden ’s nachts rumoer maken, het oproer maken om achterstallige gage te ontvangen, het laten uitgaan buiten de wacht van twee soldaten door een korporaal om te vechten, het zonder reden uit het gelid gaan, het elkaar soldaten afhandig maken door kapiteins, het niet overgeven van gemaakte gevangenen of gemaakten buit, het inspectie maken met geleende goederen, het door een officier of adelborst zonder verlof in het leger „soetelen” (cantine houden). De gestelde straffen bestaan in gevangenis, geeseling, verbanning, ophanging, door spitsroeden jagen, hand afhouwen, onthoofding, brandmerking, worging, schorsing van den dienst, degradatie en boete, bij welk een en ander aan den eenen kant den rechter een groote mate van vrijheid is gelaten in den vorm der straf, aan den anderen kant anderszins hem de op te leggen straf uitdrukkelijk is voorgeschreven. In den artikelbrief van 1702 is o.a. strafbaar gesteld onbehoorlijk gedrag onder het gebed, verzet tegen den provoost, verlaten van dienst zonder paspoort, te laat aan boord van land terugkeeren, het weigeren en nalaten om het kwartier te bewaken, te roer te gaan, in de boot te vallen, het „cordeel”, de schoot en de halzen, waar te nemen en te regeeren, het ontvangen en afzenden van brieven zonder onderzoek door den kapitein, het niet tijdig aan boord komen, dronken zijn aan boord, het aan boord loopen met kaarsen of dergelijk licht, het rooken elders dan tusschen den grooten en den fokkemast, het geven van kost en drank aan gevangenen, het gaan eten aan een anderen bak, dan waar men gerechtigd is, het aan boord brengen van een vrouwspersoon. Als straffen komen daarin voor, boete, in boeien te water en te brood zetten, plaatsen voor de mast, laarzen door het geheele of een deel van het scheepsvolk, geeseling, inhouding van gage, ophanging, kielhalen, van de ra vallen, betalen van de doktersrekening, handafhouwen en onthoofding.

< >