Ambros - (August Wilhelm), Oostenr. componist en schrijver, geb. te Mauth in Bohemen, 17 Nov. 1816, overl. te Weenen, 28 Juli 1876. Hij studeerde te Praag in de rechten, maar beoefende tegelijkertijd ijverig de muziek. In 1847 verscheen zijne eerste compositie, een Genoveva-ouverture voor Orchest, die nog door vele andere toonscheppingen van verschillenden aard gevolgd werd. Zij zijn niet belangrijk en volgen vrij slaafs de richting M e n d e l ss o h n-G a d e. Na verschillende betrekkingen te hebben doorloopen, werd hij in 1848 tot rijks-advokaat voor persaangelegenheden, en in 1850 tot advokaat bij het „Landgericht” te Praag benoemd.
Nadat zijne werkzaamheid als criticus en als schrijver over muziek de aandacht getrokken had, ontving hij van de Firma Leuckart te Leipzig de opdracht eene Geschiedenis der muziek te schrijven. Ten deele heeft hij die taak schitterend vervuld, maar jammer genoeg stierf hij juist, toen het vierde deel ongeveer voltooid was. Zijn werk reikt dus slechts tot Palestrina en den aanvang van de dramatische muziek. De regeering stelde zooveel belang in het werk van A., dat hem, om te kunnen arbeiden, niet alleen verlof werd toegestaan, maar ook eene geldelijke toelage werd verleend, om de kosten van zijne onderzoekingen te bestrijden. In 1869 werd A. benoemd tot buitengew. hoogleeraar in de muziek a. d. Universiteit te Praag, waarbij hij tevens werkzaam was als lid van het directorium, en als leeraar in de muziekgeschiedenis a. h. conservatorium. In 1872 volgde eene benoeming te Weenen in de drievoudige hoedanigheid van beambte a. h. ministerie van justitie, onderwijzer van den kroonprins Rudolf en professor a. h. conservatorium. Behalve zijne Muziekgeschiedenis gaf A. nog een aantal grootere en kleinere geschriften in ’t licht, die hem doen kennen als een muziekgeleerde van groote beteekenis.