Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Agardh

betekenis & definitie

Agardh - 1) Jakob Georg, plantkundige, zoon van K. A. Agardh, geb. te Lund, 8 Dec. 1813; aan de hoogeschool te Lund werd hij in 1856 professor voor botanie; hij nam in 1879 pensioen, en overl. te Lund 30 Jan. 1901. Hij deed vooral onderzoekingen over Wieren, waarmede hij het werk van zijn vader voortzette. Tot zijn voornaamste publicaties behooren: Species, genera et ordines Algarum (De soorten, geslachten en orden van de Wieren, Lund 1848-63. 4 dln.), en Algae Maris Mediterranei et Adriatici (De Wieren der Middellandsche en der Adriatische Zee, Parijs 1842). Voorts verscheen te Lund in 1858 van zijn hand: Theoria systematis naturalis plantarum (Theorie van het natuurlijke stelsel der planten).

2) Karel Adolf, Zweedsch plantkundige, geb. 23 Jan. 1785 te Badstad in Schonen, overl. 28 Jan. 1859 te Karlstad. Hij studeerde te Lund, werd in 1807 docent in de wiskunde aan de hoogeschool aldaar en in 1812 tot professor voor botanie en economie benoemd; als botanicus wijdde hij zijn aandacht bijzonder aan de Wieren. In 1816 werd hij ook predikant bij Lund. Na tot afgevaardigde voor zijn Stift in de Zweedsche Kamer te zijn gekozen, legde hij zich meer toe op de staathuishoudkunde; in 1834 tot bisschop van Karlstad gekozen, wijdde hij zich voorts aan theologische studiën. De belangrijkste zijner talrijke geschriften zijn: Systema Algarum. (het Wierenstelsel, Lund 1828), Species Algarum (Wiersoorten, 1823-28), Icones algarum europaeorum (1828-1835), Lärobok i Botanik en Försök till en statsekonomisk Statistik öfver Sverige, bij welk laatste werk hij bijgestaan werd door Ljungberg.

< >