Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Aardnoten

betekenis & definitie

Aardnoten - Grondnoten, Apenootjes, Cura^aosche amandelen, (verbasterd: Sausemangelen), Pienda (Negerengelsch en papiementsch), Katjang tjina of Katjang tanah (in Nederl. Indië), zijn de peulen van Arachis hypogaea, een kruidachtige plant uit de familie der Leguminosen, onderfam. der Papilionaceeën, zeer waarschijnlijk afkomstig uit Amerika, maar thans in alle tropische landen en in vele subtropische streken gekweekt. Zelfs in Spanje kan de plant op sommige plaatsen groeien en vrucht dragen. Ze is vermoedelijk reeds in de 16de eeuw door de Portugeezen uit Z. Amerika in Afrika ingevoerd, terwijl omstreeks denzelfden tijd of later een eenigszins andere vorm van uit Peru om Kaap Hoorn heen naar O.en Z.O. Azië overgebracht is.

Vandaar dat de Z.O. Aziatische a. meer op de Peruaansche variëteiten gelijken en de W.Afrikaansche meer op den Braziliaanschen vorm. De plant heeft liggende takken, die zich in een kring op den bodem uitspreiden en aan de toppen opstijgen. De bladeren zijn evengevind, tweejukkig. De gele bloemen hebben op het eerste gezicht geheel het voorkomen van een gewone vlinderbloem, ze onderscheiden zich daarvan echter door de buitengewoon lange, draadvormige kelkbuis, die het uiterlijk heeft van een bloemsteel. Onder in deze kelkbuis zit het vruchtbeginsel, zoodat de stijl als een lange draad door de buis heen loopt. Na den bloei gaat het zeer korte steeltje, dat tusschen het vruchtbeginsel en den bodem van den kelk voorkomt, zich zeer sterk verlengen en bovendien naar den grond toe groeien. Deze soms meer dan een decimeter lange steel dringt den grond binnen, waardoor de peul in den bodem rijp moet worden. De groei van de peul begint eigenlijk pas, wanneer een diepte van 5 tot 8 c.M. bereikt is.

Er ontstaat dan een 1-3-zadige peulvrucht, met den bekenden brozen en gelen wand en met insnoeringen tusschen de afzonderlijke zaden. De a. kan in de meeste grondsoorten wel groeien, het best is echter een losse grond, waarin de jonge vruchten gemakkelijk kunnen binnendringen. Een van de oudste kultuurcentra is West-Afrika, in het bijzonder Senegambië, waar reeds in 1840 een groote aanplant begonnen werd. Uitvoerhaven is Rufisque. Verder wordt de plant in Egypte, in Voor-Indië en ook in de Nederlandsche Koloniën verbouwd. Op Java behoort de plant tot de z.g. Polowidjo of Tweede gewassen, die volgen na de Rijst of ook na het Suikerriet. In O. en Midden-Java oogst men zoo vroeg mogelijk, om het groen loof nog als veevoeder te kunnen gebruiken. De zaden zijn dan nog niet geheel rijp en hebben nog niet het volle gehalte aan olie.

In de Soenda-landen oogst men pas, als de zaden geheel rijp zijn en het loof verwelkt. Het oliegehalte der zaden is 43—51%. Java bracht vroeger slechts zaden op met een gering oliegehalte. Dit is, vermoedelijk door de meer deskundige behandeling en de betere bemesting, veel verbeterd, zoodat Java tegenwoordig ook een belangrijken uitvoer heeft, die echter voor een groot deel naar Singapore en Penang gaat. De groote uitvoerhavens van Java zijn Soerabaja en Cheribon. Aan gepelde en ongepelde noten te samen bedroeg de uitvoer in 1910 ruim 20 millioen K.G. Van de buitenbezittingen is Bali het voornaamste produktieland. Het persen van olie uit de zaden heeft ook op Java in het groot plaats, maar is in de laatste jaren sterk achteruit gegaan. Men gebruikt er een voor Westersche begrippen zeer primitieve pers voor.

De overgebleven koek, Boengkil, wordt als uitstekende stikstofrijke meststof gebruikt en ook wel uitgevoerd. Ook in Suriname en de W. Indische eilanden worden de a. veel gekweekt, in Suriname vooral door de boschnegers. Daar de prijzen hoog zijn en de olie op de Europeesche markt niet hoog staat aangeschreven, wordt de geheele oogst in het land zelf verbruikt. Men eet de zaden op de bekende manier geroosterd, of in den vorm van een soep van gestampte Pienda, ook wel als Piendakaas, die tegenwoordig in Nederland ook te verkrijgen is. Aruba is van de eilanden de grootste producent, en voert ook wat uit. In Europa is Marseille de grootste invoerhaven voor a. Het meeste komt uit Britsch-Indië en Senegambië. De laatste soort gaat voor de beste door.

< >