(wond, heeft gewonden),
1. draaiend (in lagen) leggen (om iets), wikkelen: draad op een klos winden; zich winden, zich slingeren, wikkelen (om): slingerplanten winden zich om de stammen van bomen;
2. met een lier ophijsen (resp. neerlaten); de kaapstander draaien (om het anker te lichten): het anker winden.