Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

tram (trem)

betekenis & definitie

[<Eng.], m. (-s,men),

1. openbaar vervoermiddel op rails, gewoonlijk elektrisch voortbewogen, voor personenvervoer binnen grote ste-

den; ook voor interlokaal verkeer over niet te grote afstand; met de gaan; 2. lijn van genoemd vervoermiddel: welke — moet ik hebben naar het museum?; 3. tramwagen: een volle

4. weg, lijn voor dit vervoermiddel: er wordt een — aangelegd; 5. de onderneming van dit vervoermiddel: hij is bij de -.

< >