[<Gr. kytos, cel], o. (-ia, -iën), een protoplasmamassa die meestal veel kernen bevat, ontstaan door de samensmelting van verschillende cellen.
(e) Een voorbeeld van een syncytium is de dwarsgestreepte spiervezel, die vele centimeters lang kan zijn. Een plasmodium, het vegetatief (zich niet voortplantend) stadium van de slijmzwammen (Myxomycètes), is een veelkernige plasmamassa, die zich amoeboïd voortbeweegt. Een coenocyt is de bij vele schimmels en sommige groene algen voorkomende veelkernige plasmamassa, ontstaan uit een gewone éénkernige cel.