v./m. (-s), langgerekt element uit spierweefsel.
(e) Bij dwarsgestreept spierweefsel is iedere spiervezel een syncytium, d.w.z. een cel die ontstaan is door versmelting van enige cellen. Daarom bevat iedere spiervezel een aantal kernen. Uit dergelijke vezels, omgeven door bindweefselscheden, is de spier opgebouwd. De dwarse streping van de vezels berust op het feit dat de spierfibrillen (myofibrillen) die zij bevatten een afwisseling van lichte en donkere banden vertonen, een gevolg van hun opbouw uit alternerend gerangschikte actineen myosinefilamenten (de contractiele elementen).
Bij glad spierweefsel zijn de spiervezels spoelvormig en korter; zij bestaan ieder uit slechts één cel. →spier.