[naam van een herder met deze ziekte uit een gedicht van G.Fracastorio], v., (ook: lues), een geslachtsziekte, veroorzaakt door de spirocheet Treponema pallidum (Spirochaeta pallida).
(e) Syfilis is een geslachtsziekte met chronisch verloop. Van de plaats van besmetting uitgaand verspreidt de verwekker zich door het gehele lichaam, waardoor in allerlei weefsels en organen ontstekingsprocessen kunnen ontstaan. De oorsprong van de syfilis is niet bekend. Deze ziekte heeft zich sinds begin 16e eeuw over heel Europa uitgebreid. Men onderscheidt een aangeboren vorm (waarbij het kind tijdens de zwangerschap door het bloed van de syfilitische moeder is geïnfecteerd) en een later verworven vorm. Infectie vindt meestal plaats door geslachtsverkeer, maar kan ook langs andere wegen geschieden.
Aangezien de verwekker buiten het lichaam snel sterft, komt besmetting via gebruiksvoorwerpen niet veel voor, maar overbrenging o.a. via kussen en door bloedtransfusie is mogelijk, al is dit laatste door uitgebreide voorzorgen zeer zelden het geval. Ook beroepsinfecties bij artsen en vroedvrouwen zijn bekend. De verwekker treedt via slijmvliezen of wondjes het lichaam binnen; waarschijnlijk kunnen treponemen niet door intacte huid dringen.
Syfilis is een chronische ziekte, die na 20 of meer jaren nog verschijnselen kan geven. De perioden waarin de ziekte zich openbaart (manifeste perioden), worden afgewisseld met kortere of langere pauzes, waarin geen of weinig symptomen van de infectie bestaan (latente perioden). In het algemeen is het verloop als volgt: gedurende de eerste 2—4 weken na het binnendringen van Treponema pallidum bespeurt de lijder niets. In die tijd echter vermeerderen de treponemen zich en prikkelen het besmette lichaamsdeel tot reactie. Op de plaats van besmetting ontstaat het primair affect, een hard schijfje, dat een zweertje (harde sjanker) kan worden, gepaard gaande met een niet-pijnlijke zwelling van de regionale lymf knopen. Ook zonder behandeling geneest dit primair affect in enige weken tot maanden zonder een spoor achter te laten. AI kort na de infectie komen de treponemen echter ook in het bloed voor.
In het tweede stadium (ca. 6 — 12 weken na de besmetting) ontstaan koorts, hoofdpijn, slapeloosheid, een algemeen gevoel van ziek zijn. Meestal treedt een huiduitslag op met rode vlekken (roseolae) en vlakke verhevenheden (papels), die vaak schilferen. Behalve huid en slijmvliezen kunnen vrijwel alle organen worden aangetast, maar de reacties ontwikkelen zich geleidelijk en niet alle gelijktijdig. Dikwijls bestaat algemene zwelling van de lymf knopen. Ook de verschijnselen van het tweede stadium kunnen spoorloos verdwijnen.
Voor het begin van het derde stadium is zelfs niet bij benadering een tijdslimiet op te geven. Deze tertiaire afwijkingen kunnen binnen een jaar na de infectie optreden, maar ook tientallen jaren later, en dikwijls ontbreken zij geheel, ook zonder behandeling. De onderscheiding tussen het tweede en derde stadium berust op het karakter van de afwijkingen. De uitingen van het derde stadium zijn meer regionaal beperkt tot enkele organen. In dit stadium kunnen knobbeltjes ontstaan, ter grootte van een erwt tot een duiveëi, die door versterf aanleiding geven tot blijvende defecten in de organen waarin zij voorkomen. Men noemt een dergelijke knobbel een gumma, een plaatselijke ontsteking in de huid of in inwendige organen, die overgaat in een zweer.
Behalve de huid worden dikwijls voor het leven en de gezondheid belangrijke organen aangetast: hersenen, hart, bloedvaten, lever, longen en ruggemerg, zodat blijvende invaliditeit of dodelijke afloop het gevolg kan zijn. Terwijl men in de ziektehaarden in een vroege periode meestal gemakkelijk talrijke treponemen kan aantonen, zijn zij in tertiaire veranderingen bijna niet te vinden (tertiaire syfilis is niet besmettelijk).
Het is zeker dat syfilis in verreweg de meeste gevallen een voor de patiënten betrekkelijk onschuldige ziekte is. Het leven van patiënten wordt door syfilis voornamelijk bedreigd wanneer het hart en bloedvaten of het centraal zenuwstelsel worden aangetast. Slechts een klein percentage van de patiënten lijdt achtereenvolgens aan de verschillende stadia; elk stadium kan worden overgeslagen.
Bij de aangeboren syfilis komen meestal geen eerste-stadiumverschijnselen voor, maar is de ziekte onmiddellijk gegeneraliseerd. Het hangt af van de mate van besmetting of abortus optreedt, of dat de zwangerschap normaal verloopt, waarbij het kind al of geen afwijkingen kan hebben. Algemene zwakte, aandoening van huid en slijmvliezen, zwelling van lever en milt, oogafwijkingen en botziekten komen voor. Ook tandafwijkingen (in de bovenste snijtanden, de zgn. Hutchinsonse tanden) en doofheid treft men aan. De verschijnselen kunnen bij de geboorte aanwezig zijn of spoedig erna ontstaan, maar in sommige gevallen manifesteren zij zich op de schoolleeftijd of later.
Iedere syfilispatiënt kan gedurende een deel van het ziekteverloop, nl. het eerste en tweede stadium, en in bepaalde vroege vormen van aangeboren syfilis, een gevaar voor anderen zijn. Penicilline leidt in het eerste en tweede stadium tot volledige genezing; ook in het derde stadium is penicilline meestal effectief. Ter ondersteuning van de diagnose kent men verscheidene bloedreacties, waarvan de reactie van Wassermann de bekendste is, de reactie van Nelson de meest specifieke, →geslachtsziekte.