m. (-s),
1. iemand die spuit; druggebruiker;
2. spuitende petroleumbron (e);
3. opening in een waterkering waardoor het water binnenspuit.
(e) Vroeger traden spuiters op wanneer een oliehoudende laag die onder hoge inwendige druk stond, werd aangeboord. Tegenwoordig boort men de olielaag zo voorzichtig aan, dat geen olie door ongebreideld spuiten verloren kan gaan (→eruptieafsluiter). Slechts bij uitzondering gelukt het niet de uitstroming onder de knie te krijgen. Men spreekt dan van een →eruptie.