Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 16-06-2020

speeksel

betekenis & definitie

o. (g. mv.), saliva, bij de mens en de hogere dieren de vloeistof die in de mondholte komt als produkt van de speekselklieren.

(e) Het speeksel bevat bij de primaten (mens, apen), knaagdieren en varkensachtigen het zetmeelsplitsend enzym ➝amylase. Voorts allerlei zouten (vooral keukenzout) en slijmstoffen. Het dient om het te kauwen voedsel tot een gemakkelijk door te slikken brij te maken. De speekselafscheiding staat onder invloed van reflexen. Het binnenkomen van voedsel wordt door de smaak-en tastzintuigen geregistreerd waarop door een normale (onvoorwaardelijke) reflex de speekselafscheiding wordt gestimuleerd. De speekselvloed die ontstaat bij het zien of ruiken van of zelfs denken aan voedsel (watertanden) wordt veroorzaakt door een voorwaardelijke (geconditioneerde) reflex.

Deze noemt men ook wel psychische secretie, ➝spijsvertering. Godsdienstgeschiedenis. Naast bloed, haren, adem e.d. behoort het speeksel tot de delen van het lichaam die, naar het besef van vele volken, dit lichaam representeren. Het speeksel van een heilig mens heeft dan ook een zegen-of vloekbrengende uitwerking. Het NT beschrijft hoe Jezus een blindgeborene geneest met speeksel (Joh.9).

< >