m. (-en),
1. smalle lange strook, vooral van leder; (spr.) uit eens anders leer is het goed riemen snijden, het is gemakkelijk met kwistige hand te beschikken over iets dat een ander toebehoort; m.n. zo’n reep om iets vast te binden, leren band; boeken in een riem dragen; de riem van een geweer; scheerriem: het mes over de riem halen, het aanzetten; brede leren strook als middel tot overbrenging van kracht: een riem zonder einde (in fabrieken); band om het middel, gordel; (zegsw.) iemand een hart onder de steken, hem moed inspreken;
2. (anatomie) kleine pees; band: de riemen zijn eraf;
3. (wijnopslag) smalle strook papier met zwavel die in een wijnvat wordt verbrand om bederf te weren.