m. (-en), reflex van de pupil, nl. het wijder of nauwer worden al naar gelang de sterkte van het licht dat in het oog valt.
FYSIOLOGIE
De pupil van zoogdieren vernauwt zich bij toename van de belichtingssterkte van het netvlies. De prikkeling van het netvlies leidt reflectorisch via de oogzenuw tot contractie van een gladde kringspier in het regenboogvlies (iris), waardoor de hoeveelheid tot het netvlies doorgelaten licht verminderd wordt: een voorbeeld van biologische terugkoppeling.
De pupilreflex is direct (zelfde oog) en indirect (lichtinval in het andere oog), en is sterk verminderd of zelfs verdwenen bij blindheid en bij hersensyfilis. Ook bij convergeren van de oogassen worden de pupillen gewoonlijk nauwer. Zie Argyll-Robertson, verschijnsel van.