(proefde, heeft geproefd),
1. op waarde onderzoeken, keuren; (vroeger) toetsen;
2. met de smaakzin keuren of onderzoeken: wijn proeven; het eten proeven;
3. kennis maken met, ondervinden: zij heeft daar ook terdege van geproefd, dat in hoge mate ondervonden, leren kennen;
4. doorzien, inzien, kennen: je moet ze maar proeven, je moet de mensen maar eerst leren kennen.