Wat is de betekenis van terdege?

2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Terdege

TERDEEG', bw., 1. goed, naar behoren : overweeg eens terdeeg wat ik thans heb gezegd; 2. op krachtige wijze, flink, intens: terdege zijn best doen; iern. terdege de waarheid zeggen ; terdege er van langs krijgen.

2025-07-26
Nederlandstalige WikiWoordenboek

Wiktionary (2019)

terdege

terdege - Bijwoord 1. grondig, in hoge mate Hij was zich dat terdege bewust. Woordherkomst Samenstelling van het verbogen lidwoord ter en de datiefvorm dege, van deeg, "iets goeds, voorspoed, voordeel, groei enz."

2025-07-26
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

terdege

terdege - bijwoord uitspraak: ter-de-ge 1. diepgaand en uitgebreid ♢ ik heb me terdege voorbereid op dit examen Bijwoord: ter-de-ge Tegenstellingen oppervlakkig

2025-07-26
Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Terdege

Ter dege betekent: flink, goed, geducht. Het woord bestaat uit het voorzetsel te, verbonden met het lidwoord der (derde naamval) en het zelfstandige naamwoord deeg. Dit woord deeg hangt samen met een oud werkwoord dijen: groeien, waarvan thans alleen nog de samenstellingen gedijen en uitdijen in zwang zijn. Dit werkwoord was vroeger sterk. De verle...

2025-07-26
Ambtelijk taalgebruik

Wouter de Koning (1976)

terdege

1. uiteraard; 2. wel; 3. nauwkeurig.

2025-07-26
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Terdege

adv., tige (by tige), omraek, omreitsen, omtinken, foargoed, wakker jamk.

2025-07-26
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Terdege

bw., 1. goed, degelijk: overweeg eens terdege wat ik heb gezegd; 2. flink, intens: iemand terdege de waarheid zeggen.

2025-07-26
Etymologisch Woordenboek

Instituut voor de Nederlandse taal

terdege

terdege bw. 'flink, goed' categorie: geleed woord Mnl. te deghen 'naar behoren, goed' in dat si en ghenen Wasdom noch cracht mach hebben te deghen 'dat zij (de mensheid) geen behoorlijke groei of kracht zal hebben' [1400-20; MNW-R], Op ene plaats, daer men hem te degen ende openlike sien mochte 'op een plek waar...

Wil je toegang tot alle 13 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-26
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Terdege

Terdege - TERDEEG, bw. flink, goed, geducht : terdege zijn best doen; iem. terdege de waarheid zeggen, terdege er van langs krijgen.