[Lat.], bn. en bw., in de kerktoonsoorten aanduiding voor toonladders (en melodieën) waarvan de hoogste en laagste toon niet gelijk zijn aan de slottoon (finalis) en zijn octaaf.
Een plagale toonsoort staat tegenover een authentieke, die wél tussen de slottoon en zijn octaaf is gebouwd. Plagaal slot is de afsluiting van een muziekstuk of muzikale zin waarbij als laatste functie vóór het slotakkoord de subdominant (vierde trap van de toonladder) wordt gebruikt.