Louis, Frans scheikundige en bacterioloog, *27.12.1822 Dole, ♱28.9.1895 Villeneuve-l’Étang. Pasteur was hoogleraar te Dijon (1848), Straatsburg (1849-54) en Rijssel (1854-57), van 1857-67 was hij directeur van de École Normale te Parijs en van 1867-75 hoogleraar aan de Sorbonne; in 1888 stichtte hij het Institut Pasteur te Parijs.
Pasteur hield zich aanvankelijk bezig met het onderzoek van de optische activiteit van wijnsteenzuur (Études sur le vin, 1866); met dit onderzoek legde hij de basis voor de stereochemie. Later ontwikkelde hij zich tot een van de grootste bacteriologen van de 19e eeuw. Pasteur toonde aan dat gistingsverschijnselen fysiologische processen zijn en veroorzaakt worden door micro-organismen. Hij ontwikkelde een methode (pasteurisatie) om dranken tegen bederf te beschermen. Hij nam ook aan dat vele ziekten door micro-organismen veroorzaakt worden, en trachtte die te bestrijden met verzwakte ziekteverwekkers. Pasteur is beroemd geworden door zijn serum tegen hondsdolheid. Uitgave: Oeuvres réunies (3 dln. 1922-24).
LITT. R.Vallery-Radot, La vie de Pasteur (1899, Eng. vert. 1960).