plantengeslacht uit de familie Passifloraceae, met ca. 400 soorten klimmende planten, die vooral in Amerika in warme klimaten inheems zijn. Vele soorten worden in de warme kas als sierplant gekweekt, zoals grenadilla of markoeza, Passiflora quadrangularis, een forse klimplant met zeer grote, witte en paarsblauwe bloemen, P. alata (beide uit tropisch Amerika) en een kruising van deze soorten P. decaisneana.
In de tropen worden vruchten van de grenadilla gegeten. In de koele kas wordt de blauwe passiebloem, P. caerulea, gekweekt, een soort die inheems is in Middenen Zuid-Amerika en waarvan vele rassen in cultuur zijn; sommige daarvan zijn ook voor de woonkamer geschikt. Een kleine, zeer sierlijke soort P. foetida (Zuid-Amerika) is nu een pantropisch onkruid; de vruchtjes zijn door een groen kantwerk (bracteeën) omgeven.De passiebloem dankt haar naam aan de vorm van de diverse onderdelen van de bloem, die dan aangezien worden voor attributen van Christus’ lijden (nagels, kruis e.d.).