(sprong op, is opgesprongen),
1. in de hoogte springen: de hond sprong op; (fig.) naar iets opspringen, er gretig naar grijpen;
2. springend opengaan, met een sprong losgaan: het slot sprong op;
3. op iets springen, er met een sprong op gaan zitten; (turnen) in kniestand op- en afspringen, van de bok opspringen.