Wat is de betekenis van opspringen?

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Opspringen

vsprong op, is opgesprongen), 1. in de hoogte springen: de hond sprong op ; hij sprong op van vreugde ; de bal sprong op ; — (fig.) naar iets opspringen, er gretig naar grijpen, er sterk naar verlangen; 2. springende opengaan, met een sprong losgaan: het slot sprong op ; 3.op iets springen, er met een sprong op gaan zitten; (bij het turnen-)...

2025-07-23
Muiswerk Educatief

Muiswerk Educatief (2017)

opspringen

opspringen - onregelmatig werkwoord uitspraak: op-sprin-gen 1. in de hoogte springen ♢ de hond sprong op van blijdschap toen hij me zag Onregelmatig werkwoord: op-sprin-gen ik spring op (... ik opspring)...

2025-07-23
Atletiek- en turnwoordenboek

Jan Luitzen (2008)

opspringen

(onov ww; sprong op; is opgesprongen) 1 SP - in de hoogte springen. 2 GY - op een toestel springen, er met een sprong op gaan staan, zitten, liggen, bv. na een aanloop op de grond met een salto voorover tot stand op de balk komen.

2025-07-23
Frysk Wurdboek (Friesch woordenboek)

Fa. A.J. Osinga (1952)

Opspringen

v., opspringe.

2025-07-23
Verklarend handwoordenboek der Nederlandse taal

M. J. Koenen's (1937)

opspringen

sprong op, i. opgesprongen (1 in de hoogte springen; 2 springende opengaan; 3 op iets springen, er met een sprong op gaan zitten): 1. de bal sprong op; de gevallen soldaat sprong op; inz. van schrik, verrassing van zijn zitplaats opvliegen: ik sprong verschrikt van mijn stoel op; v. e. hond: tegen iem. opspringen; opspringen van vreugde; 2. ik dee...

2025-07-23
Modern Woordenboek

Jozef Verschueren (1930)

opspringen

('op) (sprong op, is opgesprongen) 1. in de hoogte springen: de hond, de bal springt op; van vreugde -. 2. schielijk opstaan: bij dat nieuws sprong hij van zijn stoel op.

2025-07-23
Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

opspringen

(sprong op, is opgesprongen), 1. in de hoogte springen: de hond sprong op; (fig.) naar iets opspringen, er gretig naar grijpen; 2. springend opengaan, met een sprong losgaan: het slot sprong op; 3. op iets springen, er met een sprong op gaan zitten; (turnen) in kniestand op- en afspringen, van de bok opspringen.

2025-07-23
Groot woordenboek der Nederlandsche taal

J.H. van Dale (1898)

Opspringen

Opspringen - (sprong op, is opgesprongen), zich met een sprong oprichten, in de hoogte springen: de hond sprong op en sloeg aan; hij sprong op van vreugde; — schaam je, lekkerbek ! je zult later naar zulk eten nog een voet hoog opspringen, er sterk naar verlangen, of er recht blijde mee zijn; — schielijk opstaan : met klokke zes sprong...

Wil je toegang tot alle 11 resultaten?

Ja, ik word vriend van Ensie!
2025-07-23
Prisma Nederlands Fries

Unieboek | Het Spectrum (2025)