(spoot op, heeft en is opgespoten),
1. in de hoogte spuiten;
2. (fig.) vloeiend opzeggen, laten horen: die jongen kan de jaartallen opspuiten;
3. op iets spuiten; (m.n.) brij van water en grondspecie oppersen naar een hoger gelegen terrein; (met objectsverwisseling) terreinen opspuiten, door opspuiten verhogen: een opgespoten taart.
Bij het opspuiten laat men een vloeibaar mengsel van water en zand door buizen op het terrein vloeien en het zand bezinken, waarbij men zorgt voor het afvloeien van het water en het behoud van het zand. Het opspuiten geschiedt door middel van een zuiger met een sterke pomp, die het met zand verzadigde water uit bakken of direct uit de winplaats zuigt en in de persleiding stuwt, die het naar het terrein brengt.