m. (-raden), medezeggenschapsorgaan dat bestaat uit door het personeel van een onderneming gekozen werknemers (3–15) en de directeur (voorzitter).
(e) In Nederland is de ondernemingsraad ingesteld in het belang van het goed functioneren van de onderneming in al haar doelstellingen en ten behoeve van het overleg met en de vertegenwoordiging van de in de onderneming werkzame personen. Vóór 1950 – en ook daarna bij bedrijven zonder ondernemingsraad – bestond bij veel bedrijven een fabriekskern of personeelsraad, een typisch werknemersorgaan als gesprekspartner voor de leiding; de ondernemer bleef geheel zelfstandig. De ontwikkeling was in feite reeds begonnen met de oprichting in de vorige eeuw van kernen, o.a. bij de Ned. Gisten Spiritusfabrieken (1878) en Stork Hengelo (1883). De opkomst van de vakbonden vormde voor vele werkgevers aan het begin van de 20e eeuw de aanleiding kernen op te richten om op deze wijze tot een geregeld overleg met de eigen werknemers te komen buiten de vakbonden om, die op hun beurt deze ontwikkeling als een bedreiging beschouwden. Omdat het onderhandelingsgebied in de loop der jaren verschoof van de individuele onderneming naar de bedrijfstak (collectieve arbeidsovereenkomsten, CAO’s), kregen de kernen een andere functie: aanvullend en toezichthoudend op de collectieve afspraken, per onderneming.
Het bestaan en functioneren van de kernen werd in veel gevallen per CAO geregeld. Een radicale verandering trad op na 1945: de commissie-Van Rhijn adviseerde in 1947 de ondernemingsraden te regelen als een onderdeel van de →publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie (PBO). De regering week evenwel van dit advies af door de PBO en de ondernemingsraden in afzonderlijke wetten op te nemen.
De Wet op de Ondernemingsraden 1950 (4.5.1950 Stb. K 174) stelde de instelling van ondernemingsraden verplicht voor ondernemingen met 25 of meer werknemers, ter realisatie van medezeggenschap. De bevoegdheden waren voornamelijk beperkt tot zaken van sociale aard; op economisch gebied werd veelal niet verder gegaan dan het medeweten van, en in een aantal gevallen het medespreken over voorstellen van de directie. Door het ontbreken van een sanctie op de instelling van ondernemingsraden gingen in de praktijk slechts 2100 van de 4800 in aanmerking komende bedrijven tot de instelling van een ondernemingsraad over, in het algemeen de grotere bedrijven.
Een nieuwe Wet op de Ondernemingsraden 1971 (28.1.1971 Stb. 54, in werking getreden op 1.4.1971) stelt de instelling van een ondernemingsraad verplicht bij 100 werknemers, met een sanctie in de vorm van de mogelijkheid tot het eisen van de instelling ervan via de kantonrechter. Het personeel werd erkend als verantwoordelijke en medebepalende bedrijfsgenoten. Het creëren van ontplooiingskansen voor de individuele werknemer en het ten behoeve daarvan veranderen van de bestaande hiërarchische bedrijfsstructuur is duidelijk centraal komen te staan. Ten aanzien van vertrouwelijke zaken hebben de leden en oud-leden geheimhoudingsplicht. Anderzijds werd ook de rechtspositie van de leden van de ondernemingsraad geregeld. Zo genieten de kandidaatleden, de gekozen leden en de oud-leden (gedurende een termijn van twee jaar) een bijzondere rechtsbescherming bij eventueel ontslag: de ondernemer heeft daarvoor toestemming nodig van de kantonrechter.
De toestemming wordt slechts verleend als het de kantonrechter aannemelijk voorkomt dat de opzegging geen verband houdt met het lidmaatschap van de ondernemingsraad. Toestemming is niet vereist als er sprake is van →dringende reden of van ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een gewichtige reden. De ondernemingsraad heeft bevoegdheden met betrekking tot het zich ook extern omtrent bepaalde vraagstukken oriënteren. De wet erkent de behoefte van de werknemers aan een meer zelfstandige oordeelsvorming en onafhankelijke opstelling tegenover het ondernemingsbeleid door de ondernemingsraad in de gelegenheid te stellen tot het uitnodigen van deskundigen tot het bijwonen van een vergadering met het oog op de behandeling van een bepaald onderwerp, afzonderlijk beraad van de gekozen leden, alvorens zij in de vergadering hun standpunt bepalen, raadplegen van al dan niet in de onderneming werkzame personen, zoals vakbondsbestuurders, vordering via de kantonrechter, na advies van de bedrijfscommissie, van naleving van de verplichtingen waartoe ondernemingen krachtens de wet gehouden zijn.
Tot de bevoegdheden behoort verder het bij de vergaderingen (ten minste zes per jaar) bespreken van alle aangelegenheden de onderneming betreffende waarover de ondernemingsraad of de ondernemer overleg wenst, het ten minste tweemaal per jaar bespreken van de algemene (vroeger economische) gang van zaken in de onderneming, inclusief overgelegde balans met toelichting e.d. in aanwezigheid van commissarissen, en een vergaande adviesbevoegdheid inzake benoeming en ontslag van een bestuurder, benoeming en ontslag van commissarissen bij een grote vennootschap (recht van aanbeveling en van bezwaar), overdracht van zeggenschap over de onderneming of onderdeel daarvan (fusie), belangrijke inkrimping, uitbreiding, reorganisatie, verplaatsing, aangaan of verbreken van duurzame samenwerkingsvormen met andere ondernemingen, gehele of gedeeltelijke fusie of liquidatie enz. (→fusiecode). De adviesbevoegdheid geldt slechts als zwaarwichtige belangen van de onderneming of van de direct bij de onderneming betrokken belanghebbenden zich niet tegen het geven van advies verzetten. Deze beperking geldt evenwel niet voor adviezen inzake sociale besluiten, zoals de vaststelling of wijziging van arbeidsreglementen, tarief- en andere beloningsregelingen, opleidingsmaatregelen, beoordelingssystemen, hoofdlijnen van ontslag-, aanstellingsof promotiebeleid, maatregelen op het terrein van bedrijfsmaatschappelijk werk, veiligheid e.d. Pensioen-, winstdelingof spaarregelingen behoeven het fiat van de ondernemingsraad met beroep op de bedrijfscommissie. In geval van ontslag van een aanmerkelijk deel van de in de onderneming werkzame personen bepaalt de onderneming, na overleg met de vakorganisaties, wanneer de ondernemingsraad over dat besluit moet worden geraadpleegd, dan wel geïnformeerd en geraadpleegd over de uitvoering van het besluit.
De wet kent aan vakbonden grote invloed toe op de samenstelling (via de kandidaatstelling door erkende en categorale vakbonden, al kunnen onder bepaalde voorwaarden ook de ongeorganiseerden kandidaten stellen) en werkwijze (b.v. raadpleging van deskundigen) van de ondernemingsraad. De bedrijfscommissies, die in eerste instantie bevoegd zijn geschillen te regelen, zijn paritair uit vertegenwoordigers van vakbonden en werkgeversorganisaties samengesteld. De wet opent voor concerns de mogelijkheid een centrale ondernemingsraad in te stellen, naast de verschillende ondernemingsraden en eventuele groepsondernemingsraden voor de onderdelen van het concern. De centrale ondernemingsraad bestaat uit een van de bestuurders van de betrokken onderneming en uit leden door de betrokken ondernemingsraden uit hun midden gekozen, en behandelt uitsluitend gemeenschappelijke aangelegenheden van de betrokken ondernemingen.
De ondernemingsraad is veelvuldig inzet van politieke strijd. In 1976 werd een wetsontwerp tot herziening van de Wet op de Ondernemingsraden bij de Tweede Kamer ingediend, gericht op verzelfstandiging van de ondernemingsraad en o.a. een flinke uitbreiding van de bevoegdheden. In 1978 werd een nieuw wetsontwerp terzake ingediend, waarin o.a. de flinke uitbreiding van de bevoegdheden gehandhaafd werd en er nog nieuwe aan worden toegevoegd (→bedrijvenwerk, →medezeggenschap, →ondernemingsrecht, →personeelsraad).
LITT. I.A.C.van Haren, De ondernemingsraad, een handleiding (2e dr. 1975); J.C.Looise, De proef op de som, een evaluatie van experimenten met medezeggenschap in Ned. (1976); W.J.C.Schouten (red.), Ondernemingsraad ter sprake (1977); P.W.Huizinga, De ondernemingsraad, instrument van hervorming en medezeggenschap (1977).
In België werd de oprichting van ondernemingsraden bepaald door de wet van 20.9.1948, veelvuldig gewijzigd, het laatst op 23.1.1975. De oprichting was het resultaat van het Pact van Sociale Solidariteit, in het najaar van 1944 tot stand gekomen, welke tijdens de bezetting in de clandestiniteit door een aantal leidende figuren van de grote privé-organisaties van werkgevers en werknemers voorbereid. De wet van 20.9.1948 schrijft de instelling voor van ondernemingsraden in al de bedrijven die ten minste 50 werknemers tellen. De toepassing van die bepaling werd evenwel uitgesteld. In 1950 en 1954 werden sociale verkiezingen opgelegd aan de ondernemingen die meer dan 200 werknemers telden, in 1957 gewijzigd in 150. De wet van 23.1.1975 bepaalt dat een ondernemingsraad moet worden opgericht wanneer de onderneming als juridische entiteit ten minste 50 werknemers telt, welke ook het aantal werknemers is dat in ieder van haar zetels tewerkgesteld is.
Die bepaling streeft ernaar ieder misbruik te voorkomen dat zou kunnen ontstaan door de versnippering van het bedrijf in verschillende ondernemingen, waardoor de werkgever aan de instelling van een ondernemingsraad zou ontsnappen. Dit principe werd verder uitgewerkt bij KB van 24.1.1975. De grens van toepassing is aldus ook thans vastgelegd op ten minste 150 werknemers voor alle zetels samen. Hetzelfde beginsel wordt doorgetrokken naar alle ondernemingen waar bij de vorige verkiezingen een raad was opgericht, voor zover zij gewoonlijk ten minste 50 werknemers blijven tewerkstellen. In 1948 bleef de oprichting van ondernemingsraden beperkt tot bedrijfseenheden met economische doeleinden. In 1975 werd het toepassingsgebied uitgebreid tot ondernemingen zonder handels- of industriële doeleinden.
De wet is ook van toepassing op vreemde ondernemingen die in België werkzaam zijn of een afdeling bezitten. Zij speelt evenwel niet voor openbare diensten.
De ondernemingsraad moet opgericht worden op initiatief van de werkgever; strafmaatregelen zijn voorzien wanneer hij in gebreke blijft. De ondernemingsraad is op paritaire wijze samengesteld uit afgevaardigden van de werknemers en vertegenwoordigers van de werkgever. De eerstgenoemden worden om de vier jaar verkozen door de stemgerechtigde werknemers (alle personen die arbeid verrichten krachtens een arbeidsovereenkomst of een leerovereenkomst, of als binnenschippers en schepelingen). De werkgeversafvaardiging wordt door het ondernemingshoofd aangewezen en geleid. In tegenstelling tot de werknemersafvaardiging, is de werkgeversafvaardiging niet aan een minimumaantal gebonden. Het ledenaantal van de personeelsafvaardiging is minimaal vier (voor een onderneming met 50–100 arbeiders) en maximaal 22 (meer dan 8000).
De mandaten moeten verdeeld worden onder de werklieden, de bedienden en de jonge werknemers (minder dan 21 jaar). Om verkiesbaar te zijn moeten de kandidaten ten minste 21 jaar oud zijn (behalve de afgevaardigden van de jonge werknemers die ten minste 16 moeten zijn, maar de leeftijd van 25 niet mogen bereiken); zij mogen op de datum van de verkiezingen de pensioengerechtigde leeftijd niet hebben bereikt en moeten ten minste zes maanden in de onderneming tewerkgesteld zijn. Ook is het lidmaatschap van een vakvereniging onontbeerlijk. De kandidaten mogen geen deel uitmaken van leidinggevend personeel of huisarbeiders zijn. De bevoegdheid om kandidaten voor te dragen is uitsluitend voorbehouden aan de representatieve arbeidsorganisaties. De werknemersafgevaardigden genieten bijzondere wettelijke bescherming.
De bevoegdheid van de ondernemingsraad is van sociale, technische, economische of financiële aard. Hij moet opdrachten vervullen van advies en onderzoek, van actie en beslissing, van toezicht en van informatie. Zo moet hij o.m. adviezen uitbrengen betreffende de arbeidsorganisatie en de arbeidsvoorwaarden, de tewerkstelling in de onderneming (KB van 21.9.1972) en het collectieve ontslag (KB 6.8.1973). In de economische sector kunnen hem door de →bedrijfsraad of door de →Centrale Raad voor het Bedrijfsleven adviezen worden gevraagd. Hij moet ook van het ondernemingshoofd de inlichtingen van economische en financiële aard ontvangen welke voorzien zijn in het KB van 27.11.1973, evenals betreffende de steun die werd bekomen in het kader van de →economische-expansiewetgeving van 30.12.1970 (KB van 29.9.1972). Tussen de werkgevers en de vakverenigingen werd op 9.3.1972 in het kader van de →Nationale Arbeidsraad over enkele belangrijke punten betreffende de werking van de ondernemingsraden een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten (aangevuld op 25.7.1974).
De ondernemingsraad wordt geleid door het ondernemingshoofd of zijn afgevaardigde; een lid van de werknemersafvaardiging neemt het secretariaat waar. De ondernemingsraad kan in afdelingen worden gesplitst; hij vergadert tenminste één maal per maand in de zetel van de onderneming. Door de regering aangewezen ambtenaren zijn belast met het toezicht op de uitvoering van de normatieve beschikkingen betreffende de ondernemingsraden. Verhindering van dit toezicht wordt strafrechtelijk bestraft; de werking van de ondernemingsraad verhinderen kan beroep bij het arbeidsgerecht meebrengen. De leden van de ondernemingsraad hebben geheimhoudingsplicht; niet-naleving kan strafrechtelijke vervolging meebrengen.
LITT. J.Steyaert, Ondernemingsraad. Comité voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen (1975); P.Horion, La représentation des travailleurs sur le plan de l’entreprise en droit belge (z.j.).