Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 24-06-2020

omzien (omkijken)

betekenis & definitie

(zag om, heeft omgezien),

1. achterwaarts zien, het hoofd omdraaien en de blik naar achteren wenden, omkijken: zonder (van personen) zonder te letten op iets dat achter hen ligt; eer men omziet, voor men de tijd heeft achterwaarts te zien, en dus in een ommezien, in een ogenblik; (spr.) doe wel en zie niet om, doe wel zonder op de gevolgen van uw daden te letten, zonder lof of dank daarvoor af te wachten;
2. naar iemand —, naar hem komen kijken om te weten hoe het met hem gaat, hem uit belangstelling komen bezoeken; naar iemand of iets niet -, zich niet om bekommeren, links laten liggen, er niet voor zorgen;
3. om zich heen zien, rondzien; zij kan rijden en —, in toepassing op een vrouw die bijdehand is, die zich flink redden kan;
4. naar iemand of iets -, ernaar uitkijken, naar zoeken: naar een baan —.

< >