(kijk om, heeft omgekeken), (onoverg.) 1. achterwaarts kijken, het hoofd omdraaien en de blik naar achteren wenden, omzien;
2. naar iemand of iets —, er met belangstelling naar zien, met het doel om op de persoon of de zaak toe te zien of ervoor te zorgen: hij keek naar zijn zaken, zijn boeken niet om; naar iemand niet —, zich niet om hem bekommeren; geen — hebben naar of aan, er niet de minste last mee hebben;
3. om zich heen kijken, rondzien: naar een huis —, ernaar uitkijken om het te krijgen.