[→Oidipous, die zijn vader doodde en zijn moeder trouwde], o., (psychoanalyse) de instinctieve erotische binding van het kind aan zijn ouder van het tegengestelde geslacht.
(e) Het oedipuscomplex ontstaat volgens de psychoanalytische theorie in de →genitale fase van de psychoseksuele ontwikkeling. Er ontstaat een zekere jaloezie ten opzichte van de ouder van hetzelfde geslacht, met wie het kind zijn liefde ten opzichte van de andere ouder moet delen. Deze jaloezie kan zover gaan, dat het kind de onbewuste wens ontwikkelt zijn concurrent(e) uit de weg te ruimen. In een later stadium kan de ouder als object van liefde verruild worden voor een broertje of zusje. Ontwikkelt het kind zich verder, dan weekt het zich los uit deze instinctieve bindingen, mede als reactie op de onvervulbaarheid van zijn wensen. Dit leidt tot het begin van de →latentiefase.
In een neurotische ontwikkelingsgang kan het gebeuren dat het kind zich niet van zijn eerste objectkeuze kan distantiëren. Het blijft wat de geslachtsdrift betreft gebonden aan de ouder en/of aan zichzelf, voorzover het zich heeft geïdentificeerd met deze ouder (→narcisme). Liefdesobjecten in latere relaties worden dan gekozen vanuit de neiging de binding aan die ouder te laten voortduren: het individu is niet vrij zijn liefde te richten op een nieuw liefdesobject met een eigen karakter. Een fixatie van deze ouderbinding kan zodoend op latere leeftijd tot →neurosen leiden. Dikwijls reserveert men de term oedipuscomplex voor de binding van de jongen aan de moeder, en spreekt dan voor de binding van het meisje aan de vader van elektracomplex.
LITT. J.Lampl-de Groot, The development of the mind (1965); J.Baker Miller, Psychoanalysis and women (1974); H.Politzer, Hatte Oedipus einen Oedipus-Komplex? (1975).