in de psychoanalytische ontwikkelingsleer van S.Freud de derde fase (de twee voorafgaande zijn de anaal-sadistische en de orale fase) van het kind, beginnende rond het vierde—vijfde jaar. In deze fase krijgen de genitaliën en het functioneren daarvan een centrale plaats.
De betekenis van deze vorm van seksualiteit doet, volgens deze leer, relatief weinig onder voor die van de latere volwassen seksualiteit. Het kind komt tot genitale masturbatie en dit levert bevrediging op. Ook kan het kind in het spel met anderen tot daden komen die lijken op geslachtsgemeenschap. Als lichaamsdeel staat in de genitale fase bij jongens de ➝penis centraal. Door het verschil tussen het mannelijk en het vrouwelijk lichaam zou de jongen in deze fase tot het idee kunnen komen dat de penis bij het meisje is weggenomen. Dit kan hem angstig maken dat hem iets dergelijks zou kunnen overkomen (➝castratiecomplex).
Het meisje, waarbij de seksualiteit in de genitale fase is geconcentreerd op de ➝clitoris, kan het verschil in lichaamsbouw ondergaan alsof bij haar de penis is weggenomen, waardoor zij zich inferieur kan gaan voelen. Ook kan zij het als een soort straf beleven. De wens om net zo te zijn als een jongen kan leiden tot ➝penisnijd. Wanneer er later in een neurose een ➝fixatie bestaat aan de genitale of aan eerdere fasen, kan dit stoornissen geven in de beleving van de volwassen seksualiteit, vooral in de geslachtsgemeenschap.