fiscale Ned. wet van 15.3.1928, houdende een verlichting van sommige belastingen voor landgoederen ter bevordering van het behoud van natuurschoon. De wet verstaat onder landgoederen geheel of gedeeltelijk met bossen en andere houtopstanden bezette terreinen voorzover het behoud van die terreinen in de bestaande toestand wenselijk wordt geacht.
Tegenover de belastingvermindering staat de verplichting van de eigenaar het landgoed in stand te houden. Voor veilingen zijn aparte vergunningen vereist.