m./o., (stofn.) bouwsteen zoals die in natuurlijke staat uit de groeve komt.
Natuursteen wordt bij bouwwerken gebruikt na enkele mechanische bewerkingen te hebben ondergaan. De praktische waarde wordt bepaald door eigenschappen zoals hardheid, duurzaamheid, drukvastheid en splijtbaarheid. Verschillende soorten stenen kunnen de invloed van een wisselend klimaat evenwel niet doorstaan. Natuursteen wordt in de grootste verscheidenheid van aard en kwaliteit verwerkt, b.v. de kalksteen van België als hardsteen, de vulkanische gesteenten van Duitsland, b.v. basalt, voor zeewering en wegverhardingsmateriaal, en de granietsoorten van Scandinavië voor deksteen in de bruggen- en sluizenbouw, alsook voor straatplaveisel. Ook als vloerbedekking wordt het regelmatig toegepast.
De eerste bewerking van natuursteen vindt plaats in de steengroeve, m.n. het uitbreken en losmaken. De steensoorten die in lagen voorkomen, worden laagvormig gekloofd (gekloofde steen). De gebroken steen (breuksteen) die in ruwe vorm wordt toegepast, wordt in regelmatige blokken behakt (gehouwen steen). Die vlakken van de blokken die ingemetseld worden, blijven ruw; de metselspecie hecht zich dan beter. De vlakken die in het gezicht komen, kunnen verschillende bewerkingen ondergaan. Wanneer de bovenvlakken veel aan water zijn blootgesteld, is het beter deze vlakken te schuren, zodat het water snel afloopt.
Dit vlakschuren geschiedt door het oppervlak met een hardere steen onder toevoeging van water en scherp zand te schuren. Naschuren met puimsteen onder toevoeging van olie heet zoeten: het oppervlak wordt daardoor vlakker en de kleur donkerder. Een levendiger aanzien wordt verkregen door het frijnen, d.i. het inhakken van ondiepe evenwijdige groefjes, het scharreren, waarbij deze groefjes afwisselend in verschillende onregelmatige richtingen verlopen en, bij steen als graniet, het stokken of boucharderen, het vormen van een aaneenschakeling van kleine putjes verkregen door het hameren met de bouchardhamer. Dichte en harde soorten, zoals graniet en marmer, kan men ook polijsten; deze bewerking geeft een bijzonder fraai aanzien, doordat de geaderde (marmer) of korrelige structuur (graniet) duidelijk zichtbaar wordt. Bij de toepassing van natuursteen moet deze in het werk in dezelfde stand worden gebracht waarin hij in de groeve lag (op groefleger leggen). Hierdoor wordt de druk die de steen moet verduren in dezelfde richting uitgeoefend als die, waaronder hij in de groeve is aangetroffen.