maatschappelijk werk in het kader van de gezondheidszorg. In het medisch-maatschappelijk werk hebben artsen en maatschappelijk werkenden elkaar voor het eerst ontmoet (Engeland 1895, VS 1904).
In Nederland is het begonnen als een particulier initiatief in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam. Sindsdien hebben vele ziekenhuizen afdelingen voor medisch-maatschappelijk werk ingesteld; pas na 1950 heeft het op ruimer schaal zijn intrede gedaan in allerlei andere instellingen en organisaties voor gezondheidszorg (revalidatiecentra, consultatiebureaus, adviesbureaus e.d.). In toenemende mate ontstaan samenwerkingsverbanden tussen huisartsen, wijkverpleegkundigen en (medische) maatschappelijk werkenden, hetzij in de vorm van zgn. home-teams, hetzij binnen gezondheidscentra. Hoewel het medisch-maatschappelijk werk in België niet wettelijk werd geregeld, hadden in het verleden talrijke Commissies van de Openbare Onderstand de medewerking van maatschappelijk werkenden ingeroepen, evenals privé-organen en bedrijven. Bij wet van 8.7.1976 is bepaald dat sociaal werkenden kunnen optreden in de ter vervanging van de Commissies van de Openbare Onderstand opgerichte Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn. Een gelijkwaardige regeling is getroffen voor de thuisverzorgden (wet van 14.7.1978).
Nog niet alle uitvoerende KB’s zijn thans (okt. 1978) reeds uitgevaardigd. Wel is bepaald dat de maatschappelijk medewerkenden in bezit moeten zijn van de diploma van sociaal assistent of van sociale verpleger om staatssubsidies te kunnen genieten.