Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 13-12-2021

löss (loess)

betekenis & definitie

[Hdu.], v./m., een zeer fijnkorrelige grondsoort, gevormd door eolische sedimenten.

Van de samenstellende deeltjes van löss ligt 60— 75 % tussen de 10 en 50 p,m. Het lutumgehalte (d. w.z. het aantal deeltjes kleiner dan 2 p,m) hangt sterk af van de mate van bodemvorming. In onverweerde toestand is het materiaal kalkhoudend. Löss is opgebouwd uit de fijnste delen die in uitgestrekte, schaars begroeide gebieden (woestijnen en brede riviervlaktes in koude streken) door de wind worden opgenomen. Bij af nemende windsnelheid zakken deze deeltjes weer uit. Veelal zal dit in een begroeid gebied gebeuren, zodat het materiaal door de vegetatie wordt vastgehouden.

Löss wordt over de gehele wereld aangetroffen. Bekend zijn de uitgestrekte lössgebieden van China. Aan de gele kleur van de verspoelde löss in het water danken de Hwangho (Gele Rivier) en de Gele Zee hun naam. De Belg. (in Haspengouw) en Ned. (m.n. in ZuidLimburg) löss is deel van de lössgordel die zich van Noord-Frankrijk tot in Rusland uitstrekt. De dikte van het pakket varieert tot meer dan 10 m. De meeste löss in Nederland en België is onder periglaciale omstandigheden af gezet.

Löss vertoont naast een goede doorlatendheid ook een grote samenhang tussen de deeltjes. Hierdoor kunnen in lössgebieden diepe dalen en holle wegen met bijna loodrechte wanden worden uitgeslepen.

< >