(scheurde los, heeft en is losgescheurd),
I. (overg.)
1. door afof openscheuren losmaken: een verband losscheuren;
2. (fig.) zich vrij maken: zich uit de armen van zijn geliefde losscheuren;
II. (onoverg.) scheurend losgaan: bij het vallen van het boek is een blad losgescheurd.