Ned. theoloog, cultuurfilosoof en politicus, geb. 29.10.1837 Maassluis, overl. 8.11.1920 ’s-Gravenhage. Kuyper studeerde theologie te Leiden en was van 1863—75 predikant te resp.
Beesd, Utrecht en Amsterdam. Sinds 1872 was hij hoofdredacteur van het antirevolutionaire dagblad De Standaard. Van 1874—77, van 1894—1901 en van 1908—12 was hij lid van de Tweede Kamer voor de ➝Antirevolutionaire Partij, waarvan hij (na Groen van Prinsterer) grondlegger en tot zijn dood leider was. Hij was stichter van de Vrije Universiteit te Amsterdam (1880), waar hij tot 1901 hoogleraar was. Kuyper bracht in 1888, vanuit zijn gedachte van de ➝antithese, de ➝coalitie met de rooms-katholieken (Rooms-Katholieke Staatspartij) tot stand om een bres te kunnen slaan in het liberale verzet tegen de bijzondere school (➝schoolstrijd). Van 1901– 05 was Kuyper minister-president.
Zijn kabinet stelde na de spoorwegstaking van 1903 staking van overheidspersoneel strafbaar (‘Worgwetten’). Kuyper was zeer Duitsgezind en het buitenland meende dat hij naar een bondgenootschap met Duitsland streefde. Kuyper werd in 1908 buiten het ministerie gehouden in verband met de ➝Lintjeszaak. Van 1913—20 was hij lid van de Eerste Kamer. Als theoloog was Kuyper een onbuigzaam vechter voor handhaving van de gereformeerde leer zoals vastgelegd bij de Dordtse Synode. Zijn strijd tegen de vrijzinnigen in de Ned.
Hervormde Kerk leidde in 1886 tot de ➝doleantie. Als cultuurfilosoof wilde Kuyper een dam opwerpen tegen hegeliaans idealisme en van de Vrije Universiteit een centrum maken van christelijke wetenschap en gekerstende cultuur. In 1911 publiceerde Kuyper Onze eeredienst, waarin hij o.a. grote belangstelling toonde voor de anglicaanse liturgie. In zijn aandacht voor de vormgeving van de eredienst was hij zijn tijd ver vooruit. Werken: Ons program (1897), Het werk van den H. Geest (3 dln. 1888—89), De encyclopaedie der heilige godgeleerdheid (3 dln. 1894), E voto Dordraceno (4 dln. 1892—95), Het calvinisme (1898), Evolutie (1899), De gemene gratie (3 dln. 1902—05). Uitgaven: Briefwisseling G.
Groen van Prinsterer en A. Kuyper, door A.Goslinga (1937).LITT: J.C.Rullman, Kuyper Bibliogr. (3 dln. 1923—40); S.J.Ridderbos, De theol. cultuurbeschouwing van A.Kuyper (1947); J.Voerman, Het conflict Kuyper-Heemskerk (1954); F.Vandenberg, A.Kuyper (1960); J.van Weringh, Het maatschappijbeeld van A.Kuyper (1967).