o. (-deren), fibula, het in het onderbeen gelegen beenstuk, dat aan de buitenzijde en enigszins achterin de kuit is gelegen.
(e) Het ondereinde van het kuitbeen is verdikt en vormt de buitenenkel. De ondereinden van het scheenbeen en het kuitbeen vormen een vork, waartussen het sprongbeen ligt, het bovenste spronggewricht. Het kuitbeen maakt geen deel uit van het kniegewricht. In sommige gevallen wordt een stuk van het kuitbeen chirurgisch verwijderd en op een andere plaats in het lichaam ingeplant om daar na vergroeiing met b.v. een beschadigd beenstuk, stevigheid te geven.