Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 29-06-2020

fibula

betekenis & definitie

[Lat., kram, gesp], v./m. (lae, -’s),

1. sluitspeld, gesp ;
2. (anatomie), zie-kuitbeen.

Met de fibula werden kledingonderdelen aan elkaar vastgehecht. Vanaf de late bronstijd (ca.1000 v.C.) begon men in Noorden Zuid-Europa fibulae in brons te vervaardigen. De oudste fibulae vertonen overeenkomst met moderne veiligheidsspelden, maar al spoedig kregen zij een veelheid van vormen en decoratie. In Etrurië maakte men fibulae van goud en zilver. Na 500 v.C. geraakte de fibula in Italië en Griekenland in onbruik. In het Noorden echter, waar de La Tène-cultuur zich begon te verspreiden, bleven de fibulae in gebruik.

Hieruit ontwikkelden zich in de eerste eeuwen van de jaartelling de provinciaal-Romeinse fibulae. Deze zijn zeer rijk aan vormen (meer dan 20 typen zijn bekend), vaak zeer kunstig bewerkt of versierd. Vanaf de Romeinse tijd zijn er ook fibulae met scharnierverbinding. De fibulae bleven tot in de 6e eeuw in gebruik, zie agrafe, zie chiton.

LITT. C.Blinkenberg, Fibules grecques et orientales (1926); C. Weickert, Die langobard. Fibeln aus Italien (1950); P.G.Guzzo, Le fibule in Etruria dal 6 al 1 secolo (1973); E.Ettlinger, Die röm. Fibeln in der Schweiz (1973).

< >