vaardigheid om vast te stellen wat een bewering betekent en op grond daarvan te bepalen of men genoodzaakt is de bewering als zodanig te aanvaarden dan wel te verwerpen.
Aan het begrip kritisch denken vallen een drietal aspecten te onderscheiden. Allereerst een logisch aspect: het in staat zijn op grond van de betekenis van woorden te beseffen wat volgt uit een bewering of een groep van beweringen. Vervolgens het criteriumaspect: dit verwijst naar de kennis van criteria die nodig is, wil men beweringen op hun waarde kunnen beoordelen; men moet over een maatstaf beschikken om beweringen inhoudelijk te kunnen beoordelen (→criterium). Tenslotte een praktisch aspect: kritisch denken veronderstelt ook besef van de bedoeling die met de kritische analyse wordt beoogd en de mate waarin de bewering daaraan voldoet; zo verdient het aanbeveling naarmate de consequenties van het al dan niet verwerpen van een bewering verder strekken, meer criteria te hanteren bij de beoordeling.
Uit onderzoek is duidelijk geworden dat het bij kritisch denken niet om een enkele vaardigheid gaat, maar veeleer om een verzameling op zichzelf staande vaardigheden, zoals het definiëren van problemen, het erkennen van impliciete of expliciete aannamen en het omschrijven en kiezen van relevante en veelbelovende vooronderstellingen. Er bestaan diverse tests voor kritisch denken. De bekendste is de Watson-Glaser critical thinking appraisal. Deze test telt vijf subtests, die verschillende kanten van het kritisch denken meten:
1. gevolgtrekkingen beoordelen op de mate van juistheid en onjuistheid;
2. herkennen van vooronderstellingen in als juist gepresenteerde beweringen;
3. vaststellen of een gevolgtrekking noodzakelijk volgt uit bepaalde premissen;
4. bewijsmateriaal taxeren en vaststellen of daarop gebaseerde generalisaties min of meer gerechtvaardigd zijn;
5. onderscheid kunnen maken tussen sterke en zwakke argumenten bij een probleemstelling.
Het kritisch denkvermogen, vastgesteld met behulp van de test van Watson-Glaser, vertoont een snelle toename in de leeftijd tussen 15-25 jaar. Daarna blijft het vrij constant tot ca. 35 jaar, waarna het geleidelijk daalt. In het stimuleren van kritisch denkvermogen zijn twee aanpakken te onderscheiden. De eerste benadering steunt vooral op een verhogen van de ‘openheid’ in het onderwijs. De tweede benadering richt zich op een trainen in technieken die het kritisch denken mogelijk moeten maken. Daarbij treft men activiteiten aan zoals het leren onderscheid te maken tussen feiten en meningen en tussen feiten en conclusies, het nagaan of bronnen juist zijn weergegeven en het leren vermijden van stereotypen.