Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kosten, onkosten

betekenis & definitie

m. (mv.), meervoudsvorm van kost, veelal in het algemeen in de betekenis van onkosten.

(e) In de economie betekenen kosten de op geld gewaardeerde offers, die voor de produktie van goederen en diensten moeten worden gebracht. Als zodanig zijn de kosten het produkt van een reeks prijzen van produktiemiddelen en de daarvan gebruikte hoeveelheden. Dit geldt ook voor de opbrengst, die het produkt is van een reeks prijzen van eindprodukten en de daarvan verkochte kwantiteiten. De ondernemer staat dus als het ware tussen twee soorten prijzen in nl. die van de eindprodukten en van de produktiemiddelen. Beide categorieën prijzen vormen voor hem het richtsnoer bij de bepaling van zijn produktieen verkoopplan. De kosten vertegenwoordigen daarbij het offer dat voor de produktie moet worden gebracht, terwijl de opbrengst het economische resultaat van de produktie tot uitdrukking brengt.

In de THEORETISCHE ECONOMIE zijn in de loop der jaren verschillende gezichtspunten naar voren gekomen met betrekking tot het wezen der produktiekosten. De economen uit de →Klassieke School zagen deze voornamelijk als arbeidskosten; alle kosten konden naar hun mening nl. tot geleverde arbeidsprestaties worden herleid. Dit gold ook voor de kapitaalkosten, omdat de klassieken het kapitaal als gestolde arbeid zagen. Bovendien ontzegden zij aan de →grondrente het kostenkarakter. Zeer geprononceerd komt deze visie naar voren in de →arbeidswaardeleer, die in haar meest extreme vorm vooral door Marx werd aangehangen. Later hebben de theoretici uit de →Oostenrijkse School wat de kosten aangaat het leerstuk van ‘het ontgane nut’ naar voren gebracht: wanneer men iets aanschaft, moet men zich iets anders ontzeggen. Het nut van datgene wat men zich ontzegt (dus het ontgane nut) beschouwden deze Oostenrijkse economen als het fundamentele kostenbegrip. De tegenwoordige economen tenslotte huldigen de zgn. alternatieve kostenleer: wanneer een ondernemer een bepaald produktiemiddel aantrekt, dan moet hij hiervoor een zodanige beloning bieden, dat het produktiemiddel niet naar een alternatieve aanwending gaat. Hij moet dus tenminste zoveel betalen als het produktiemiddel in de alternatieve aanwending zou krijgen. Deze door alternatieve mogelijkheden bepaalde beloning van de produktiemiddelen vormt de kosten. De term kosten komt ook voor in de uitdrukking →kosten-baten-analyse. Soms beperkt men zich dan tot de geldkosten, maar in het kader van de welvaartstheorie komen ook ruimere interpretaties voor. Onder maatschappelijke kosten verstaat men dan b.v. ook de nadelige gevolgen die buiten de markt om aan de produktie zijn verbonden.

In de BEDRIJFSECONOMIE onderscheidt men de kosten in de zin van technisch-economisch noodzakelijke offers van de verspillingen. Bij het berekenen van de kostprijs worden de kosten achtereenvolgens samengevat naar drieërlei gezichtspunt, nl.: naar soorten of categorieën (b.v. grondstofverbruik, lonen, afschrijvingen, rente), naar plaatsen (technisch: bedrijfsafdelingen; of functioneel: verantwoordelijkheidscentra) en naar dragers (produktsoorten of orders). Met betrekking tot hun verband met het eindprodukt maakt men een onderscheid tussen directe kosten, die rechtstreeks in het voortbrengsel opgaan (b.v. grondstofkosten) en indirecte kosten, waarvan het aandeel in de waarde van de kostendrager via een toerekeningsproces (→kosten-verbijzondering) moet worden gevonden (b.v. huisvestingskosten). Gedeeltelijk parallel hiermee loopt de indeling in variabele kosten, waarvan de omvang varieert met de →bedrijfsdrukte (o.a. alle directe kosten) en vaste of constante kosten, die binnen zekere grenzen ongevoelig zijn voor schommelingen van het produktievolume. Worden bij het berekenen van een kostprijs alle door het bedrijf gemaakte kosten in aanmerking genomen, dan spreekt men van integrale, in het tegenovergestelde geval van differentiële of marginale kostenbeschouwing (→direct costing). Wanneer de kosten van een bedrijf betrekking hebben op verschillende produktsoorten, onderscheidt men deze wel in samengevoegde kosten, die gemaakt worden ten behoeve van verschillende produkten die slechts uit economische overwegingen in een zelfde bedrijf worden voortgebracht (b.v. schaatsen en speelgoed), en derhalve via een min of meer ingewikkeld verbijzonderingsproces aan de juiste kostendrager kunnen worden toegerekend, en gemeenschappelijke kosten, die samenhangen met een technisch onvermijdelijke produkten— combinatie (b.v. schapenleer en schapenvlees) en principieel niet verbijzonderd kunnen worden, →kostencalculatie.

LITT: R.Slot, Kostenvariabiliteit en variabele kostencalculatie (1964); H.J.van der Schroeff, Kosten en kostprijs (8e dr. 1974).

< >