(kladde, heeft geklad),
I.(overg.) 1. als een klad aanbrengen op, smeren: wie heeft dat op de muur geklad?; 2. haastig en slordig neerschrijven: een paar woorden op een papiertje —; slecht en slordig schilderen; (abs.) slecht schilderwerk maken;
II. (onoverg.) vlekken maken, knoeien, morsen: hij kan geen bladzijde schrijven, zonder te —.