o. (-s), wijze waarop vertegenwoordigers van de bevolking worden gekozen.
(e) Er bestaan vele typen kiesstelsels, die elk hun eigen politiek-sociologische implicaties hebben. Hoewel in vele landen het kiesstelsel grotendeels historisch bepaald is, spelen toch ook overwegingen als bestuurbaarheid, betrokkenheid van de bevolking en deskundigheid van kiezers en gekozenen een rol bij de keuze voor een bepaald kiesstelsel. In de eerste plaats onderscheidt men directe en indirecte verkiezingen. Bij directe verkiezingen bepalen de kiezers rechtstreeks wie hen in het vertegenwoordigend lichaam (parlement, gemeenteraad e.d.) vertegenwoordigen. In Nederland vinden de verkiezingen voor de Tweede Kamer, de Provinciale Staten, de gemeenteraad, de Rijnmondraad, de Rotterdamse deelgemeenteraden en het Adviescollege van het Openbaar Lichaam Zuidelijke IJsselmeerpolders op deze wijze plaats, in België alle verkiezingen behalve die voor een gedeelte van de Senaat. Bij indirecte of getrapte verkiezingen wijzen de kiezers bepaalde personen aan, die al dan niet uit hun eigen midden de leden van een bepaald vertegenwoordigend lichaam kiezen. In Nederland worden de leden van de Eerste Kamer op deze wijze door de leden van Provinciale Staten verkozen, in België een aantal senatoren.
In de VS vindt de presidentsverkiezing plaats door een college van kiesmannen, die op hun beurt rechtstreeks door de kiezers aangewezen zijn. De kiesmannen zijn echter door hun mandaat gebonden op een bepaalde kandidaat te stemmen, zodat de uitslag hier volledig voorspelbaar is. Ook de leden van het Europese Parlement worden indirect verkozen, en wel door de leden van de nationale parlementen van de landen van de EG uit hun midden. In al deze gevallen is een groeiende tendens waarneembaar, van indirecte verkiezingen over te schakelen op directe. Als voordeel van indirecte verkiezingen kan de betere mogelijkheid tot beoordeling van de geschiktheid van de kandidaten worden genoemd, omdat de politieke propaganda hier een minder grote rol speelt. Een nadeel is de grotere afstand kiezer–gekozene.
Bij de directe verkiezingen kent men een breed scala van kiesstelsels, variërend van een volstrekt →evenredige vertegenwoordiging (Nederland) tot een zuiver →districtenstelsel (Groot-Brittannië). Vele mengvormen zijn hier mogelijk en bestaan ook in de praktijk. België b.v. is ingedeeld in kiesdistricten, waarbinnen steeds verscheidene afgevaardigden worden verkozen volgens het principe van de evenredige vertegenwoordiging (het meervoudig districtenstelsel). In Frankrijk valt, evenals in Groot-Brittannië, in elk kiesdistrict de zetel toe aan de kandidaat die de meeste stemmen op zich heeft weten te verzamelen. In Groot-Brittannië behoeft deze kandidaat niet noodzakelijk de meerderheid van de stemmen te hebben. Indien daarentegen in Frankrijk geen sprake is van een meerderheidskandidaat, moeten de twee kandidaten die de meeste stemmen vergaarden, in een tweede ronde nogmaals tegen elkaar uitkomen.
In landen met een →éénpartijstelsel is het kiesstelsel uiteraard niet bepalend voor de krachtsverhouding tussen de partijen in het parlement. Dit is in Oost-Europa en in vele ontwikkelingslanden het geval. Ongeacht welk kiesstelsel in een bepaald land bestaat, het ‘one man one vote’-principe, kenmerkend voor een parlementaire democratie, kan geweld worden aangedaan door beperking van het →kiesrecht tot bepaalde categorieën van de bevolking.
LITT. M.Duverger, Les partis politiques (1967); A.Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Ned. politiek (1968); A.Hoogerwerf (red.), Verkenningen in de politiek I (1974); J.van Putten, Demokratie in Nederland (1975).