1. het koolzure zout van het metaal calcium, dat en zoals het in kalkspaat, marmer, krijt, mergel, schelpen voorkomt;
2. (als bouwmateriaal) de door gloeiing van kalksteen of schelpen ontstane stof ongebluste — (calciumoxide) (e): Luikse, Doornikse —; magere, vette —; branden; gare hydraulische — (waterkalk); — blussen, door toevoeging van water (of aan de lucht) het calciumoxide omzetten in calciumhydroxide, wat met ontwikkeling van veel warmte geschiedt; de — verdrinken, verzuipen, door toevoeging van te veel water bij het nat blussen de deugdelijkheid ervan doen verminderen;
3. het witte poeder dat door de vereniging van water en ongebluste kalk is ontstaan (gebluste —) (e) en dat hoofdzakelijk bij het metselen en het witten wordt gebruikt;
4. mortel of metselspecie, bereid met gebluste kalk, bij uitbreiding ook metselspecie in het algemeen: — bouwen, gebluste kalk met zand en water vermengen tot mortel; zegsw.: de zaak is in — en cement, is geregeld, besloten, uitgemaakt;
5. als specie om mee te witten of te pleisteren: een emmer —; ook de verharde specie zoals zij op muren en plafonds zit: de brokkelt af, geeft af; er zit — aan je jas;
6. (mineralogie en geologie) gesteente, in hoofdzaak uit kalk, bodem in hoofdzaak uit kalkgesteende bestaande; (scheikunde) in het algemeen calcium in gebonden toestand: zwavelzure —, gips; de kalk in beenderen is tertiair calciumfosfaat; (geneeskunde) →kalkpreparaat.
(e) Ongebluste kalk, calciumoxide (CaO), wordt door branden bereid uit verschillende in de natuur voorkomende vormen van calciumcarbonaat: kalksteen, kalkspaat, mergel, schelpen e.d. Dit branden geschiedt meestal in schachtovens. Het bij de ontleding van calciumcarbonaat ontstane koolzuurgas bereikt bij 812 °C een partiële spanning van 0,1 N/mm2 (1 at), zodat deze temperatuur tenminste bereikt moet worden om de reactie snel te doen verlopen. In de praktijk worden dikwijls veel hogere temperaturen bereikt. Ongebluste kalk, die zeer zuiver is, dus gemakkelijk blust, heet vette kalk; onzuivere soorten heten magere kalk. Bevat de kalk als verontreinigingen aluminiumoxiden en kiezelzuur, dan verhardt hij reeds met water alleen en heet dan hydraulische kalk of waterkalk.
In de bouwkunde is kalk een voornaam bindingsmateriaal; vermengd met zand alleen of met toevoeging van tras of cement vormt hij een mortel of metselspecie, die naar de aard van het werk verschillend van samenstelling is. Voor het gebruik wordt kalk geblust. Men onderscheidt lucht kalk, die uitsluitend aan de lucht versteent en hydraulische kalk.
Gebluste kalk, calciumhydroxide (Ca(OH)2), ontstaat, wanneer ongebluste kalk met water samengebracht wordt. De reactie gaat met grote warmteontwikkeling gepaard en met vergroting van het volume. In de fabriek wordt het blussen uitgevoerd in grote, gesloten, draaiende ketels, met weinig meer dan de theoretische hoeveelheid water. Gebluste kalk wordt gebruikt in het bouwbedrijf voor het aanmaken van mortels en voor witkalk, en in de landbouw voor bemesting van zure gronden, verder op grote schaal als grondstof voor de chemische industrie. Met veel water aangeroerd heet hij kalkmelk of kalkwater. Dit vindt toepassing in de suikerindustrie en voor het maken van kalkzandsteen. Koolzure kalk, →calciumcarbonaat.