(spoot in, heeft ingespoten), (onoverg.) naar binnen spuiten; (overg.)
1. door spuiten, met een spuit inbrengen: koelwater —; serum bij iemand —; met objectsverwisseling: ik moet dagelijks mijn oor — met deze vloeistof;
2. spuitende indrijven: palen inspuiten, door een krachtige waterstraal langs de voet de grond wegspuiten, zodat de paal zakken kan;
3. door spuiten breken: de glazen -.