Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

inductor

betekenis & definitie

[→Lat. inducere, invoeren], m. (-en),

1. handgenerator in sommige soorten →-telefoontoestellen om het oproepen door de abonnee mogelijk te maken;
2. toestel voor het meten van isolatieweerstand;
3. (fysiologie) het substraat van een enzym, de stof die door het enzym wordt omgevormd zonder dat het enzym een verandering ondergaat.

< >