Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Humboldt, Friedrich Wilhelm Heinrich Alexander Freiherr von

betekenis & definitie

*14.9.1769 Berlijn, †6.5.1859 Berlijn; broer van Wilhelm von →Humboldt. Von Humboldt werd na een veelzijdige opleiding mijnexpert (Oberbergmeister) en beschreef de fossiele flora van het Ertsgebergte (1797).

Hij bereisde tezamen met Bonpland Zuid-Amerika en Mexico (1799— 1804). Na terugkeer vestigde hij zich te Parijs om het omvangrijke materiaal te bewerken (het botanische gedeelte door Bonpland en Kundt). In 1827 keerde Von Humboldt terug naar Berlijn waar uit een serie lezingen die hij hield over fysische geografie, zijn hoofdwerk, Kosmos, ontstond, een synthese van de toenmalige natuurwetenschap. In 1829 maakte hij, daartoe in staat gesteld door tsaar Nicolaas I, een studiereis naar Aziatisch-Rusland. Vanaf 1828 wisten Von Humboldt en C.F.Gauss een aantal regeringen te bewegen meteorologische stations te vestigen. Von Humboldt bestudeerde het aardmagnetisme, het vulcanisme en de klimaten, zijn isothermen worden op alle weerkaarten gebruikt.

Hij was medeontdekker van de hoogtegordels met karakteristieke begroeiing in bergen. Ook had hij grote verdiensten voor de plantengeografie en de etnografie en hij wordt beschouwd als de grondlegger van de latere →ecologie. Werken: Essai sur la géographie des plantes (1805), Voyage aux régions équinoxiales du nouveau continent (30 dln. 1807—51), Mineralogisch-geographische Reise nach dem Ural enz. (2 dln. 1837—42), Kosmos (5 dln. 1845-62).

LITT. K.Bruhns, A.von Humboldt (3 dln. 1872); H.Beck, A.von Humboldt (2 dln. 1959—61); H. Pfeiffer (red.), A.von Humboldt (1969).

< >