Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

houtbouw

betekenis & definitie

m., het bouwen in houtconstructie. →houtskeletbouw.

(e) Houtbouw is de aangewezen bouwwijze in bosrijke streken, m.n. in Midden-, Noorden OostEuropa, verder in Japan en de VS (in de pionierstijd). De oudste Europese vorm is de paalbouw, waarbij men een geraamte maakte van dun rondhout en de tussenvlakken vulde met vlechtwerk uit takken en twijgen, dat men aanstreek met leem (staafbouw). Voor verstijving moesten verticale staven worden verbonden (in Scandinavië). In het Neolithicum was blokhutbouw gebruikelijk, waarbij men het rondhout loodrecht kruisend opstapelde (Scandinavië, Rusland, Bohemen, Alpen en Karpaten). Later volgde de →vakwerkbouw. In de 13e eeuw kwamen echter de eerste bepalingen tegen houtbouw in de diverse steden, voornamelijk wegens brandgevaar.

In de 16e eeuw waren deze bepalingen algemeen en bleef houtbouw beperkt tot het platteland. LITT. H.Stolper e.a., Bauen in Holz (3e dr. 1941); W.Stoy, Holzbau (5e dr. 1950); H.J.Hansen, Holzbaukunst (1969).

< >