Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Hitler

betekenis & definitie

Adolf, Duits politicus, *20.4.1884 Braunau (Oostenrijk), ♱(zelfm.) 30.4.1945 Berlijn; zoon van een douanebeambte. Hitler bracht zijn jeugd door in Linz in Oostenrijk.

Hij mislukte op de middelbare school, bleef nog twee jaar thuis wonen en besloot kunstenaar te worden. In Wenen werd hij echter tweemaal door de kunstacademie afgewezen. Hij voorzag jarenlang in zijn levensonderhoud door o.a. het maken van ansichtkaarten. In Wenen kwam hij in contact met antisemitische (Lueger) en Duitsnationalistische opvattingen, waardoor hij sterk werd beïnvloed.In 1913 vertrok Hitler naar München. Tijdens de Eerste Wereldoorlog vocht hij als oorlogsvrijwilliger in het Beierse leger; hij werd korporaal en kreeg o.a. het Ijzeren Kruis. De voor Duitsland vernederende Vrede van Versailles bracht Hitler ertoe in de politiek te gaan. In 1919 trad hij toe tot de Duitse Arbeiderspartij, een kleine rechts-radicale organisatie, die in 1920 werd omgedoopt in →NationalSozialistische Deutsche Arbeiterpartei (NSDAP), waarvoor Hitler de propaganda moest verzorgen. München was in die tijd een bolwerk van rechtse, ontevreden oudstrijders, onder wie ook Ernst →Rohm. Hitler wist door zijn ideeën, maar ook door zijn autoritair optreden en arrogantie de partij spoedig onder controle te krijgen.

Hij omringde zich in die tijd met de latere nationaal-socialistische leiders, als Rosenberg, Hess, Göring en Streicher. In nov. 1923 mislukte een greep naar de macht, waarbij Hitler en Ludendorff gebruik wilden maken van de algehele ontevredenheid in de Weimar-republiek. Hitler werd veroordeeld tot vijf jaar gevangenisstraf, waarvan hij nog geen jaar uitzat. In de cel dicteerde hij zijn secretaris Hess zijn werk Mein Kampf, waarin hij zijn denkbeelden uiteenzette over rassen en volken (m.n. zijn afkeer van de joden), de positie en toekomstige grootheid van Duitsland en de strijd tegen het communisme. Na zijn vrijlating reorganiseerde hij de NSDAP (voorheen een Beierse beweging) tot een al-Duitse partij en was zijn beleid geheel gericht op een legale →Machtübernahme. Zijn streven naar samenwerking met de conservatieve partijen riep binnen de NSDAP vooral verzet op bij de gebroeders Strasser, maar Hitler wist zijn koers door te zetten, won tussen 1929—32 (mede dank zij de economische wereldcrisis) een enorme aanhang en kwam, na een verkiezingsoverwinning, op 30.1.1933 aan de macht als rijkskanselier.

Hij trok onmiddellijk alle macht aan zich. Bij verkiezingen in 1933 wisten de nationaal-socialisten bijna de helft van alle stemmen te vergaren. De dood van president P. von Hindenburg stelde Hitler in staat staatshoofd (Führer und Reichskanzler) te worden. Zijn eigen partij wist hij onder controle te houden door (deels bloedige) zuiveringen en het tegen elkaar uitspelen van opposanten. De eliminatie van de werkeloosheid met behulp van latente inflatie, die openbare werken, een grootscheepse arbeidsdienst en koortsachtige bewapening mogelijk maakte, verhoogde, evenals de doortastende buitenlandse politiek, Hitlers populariteit. Vooral ten gevolge van de zwakke EngelsFranse diplomatie, behaalde Hitler in de buitenlandse politiek een reeks indrukwekkende successen: de Duitse herbewapening, de hermilitarisering van het Rijnland (1936), de Anschluss van Oostenrijk (mrt. 1938), de annexatie van Sudetenland (1938) en van Bohemen-Moravië (mrt. 1939). Ondanks een non-agressieverdrag met Polen vielen Duitse troepen in sept. 1939 Polen binnen, waarmee de Tweede Wereldoorlog begon.

Hitlers initiatief om de Westeuropese landen aan te vallen via de Ardennen en niet, zoals een deel van de legerleiding wenste, via Denemarken en Noorwegen, werd een groot Duits succes. Dit versterkte bij hem de overtuiging dat niet zijn (volgens hem aarzelende) generale staf, maar hijzelf de militaire strategie en tactiek moest ontwerpen. Allerlei verwikkelingen in Oost-Europa (→Wereldoorlog, Tweede) noopten Hitler zich op een offensief in oostelijke richting te oriënteren. De aanvankelijk succesvolle aanval op Rusland (1941) strandde echter en na een aantal nederlagen werd het keerpunt bereikt door de Duitse nederlaag bij Stalingrad. Hitler nam daarop het opperbevel van het leger geheel in eigen handen. Op zijn instructies organiseerde Himmler de concentratiekampen en de moord op miljoenen joden.

De toetreding van de VS tot het geallieerde kamp, de Duitse nederlagen in Noord-Afrika en Zuid-Europa en de geallieerde landing in Normandië tastten de Duitse machtspositie ernstig aan. Hitler weigerde dit echter in te zien en geloofde, nadat hij ontsnapt was aan een bomaanslag op zijn leven (juli 1944), des te sterker dat hij voorbestemd was de heerser van het grootse Derde Rijk te zijn. Duitsland kon echter het oprukken van de Geallieerden niet meer tegenhouden en na het mislukte Ardennenoffensief (winter 1944) gaf Hitler in mrt. 1945 bevel in Duitsland de politiek van de verschroeide aarde toe te passen. In april 1945 werd hij door de Russen in zijn bunker te Berlijn ingesloten. Daar pleegde hij zelfmoord, samen met Eva Braun, met wie hij enkele uren tevoren gehuwd was.

Hitler was een charismatisch leider, die dank zij zijn flitsende inzichten, groot redenaarstalent en uitstekende geheugen enorme successen wist te behalen. Daarnaast vertoonde hij typisch neurotische trekken. Zijn jodenhaat berustte waarschijnlijk op een fobie. Hitlers grootste triomf was de →Blitzkrieg. Toen dit type oorlog vastliep, ontaardde zijn beleid echter in een krampachtige prestigestrategie. Daarbij liet hij zich leiden door de verwachting dat de voorzienigheid de Duitse volharding zou belonen met het uiteenvallen van de geallieerde coalitie.

Werk: Mein Kampf (2 dln. 1925—27; vele herdr.). Uitgaven: Reden und Proklamationen, 1932—45, door M.Domarus (2 dln. 1965), Briefe und Notizen, door W.Maser (1973).

LITT. H.Trevor-Roper, The last days of Hitler (3e dr. 1962); H.B.Gisevius, A.Hitler (1963); A.Bullock, Hitler (2e dr. 1967); A.Speer, Erinnerungen (1969); E.Deurelein, Hitler (1969); W.Maser, A. Hitler (1971); H.J.Fest, Hitler (1973); H.Rauschning, Gesprãche mit Hitler (2e dr. 1973); W.Ansel, Hitler (1974); J.P.Stern, Hitler, the Führer and the people (1975); R.Binion, Hitler among the Germans (1976).

< >