Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

haspelen

betekenis & definitie

(haspelde, heeft gehaspeld),

1. (abs.) met de haspel werken; (overg.) op een haspel winden, met de haspel opwinden: garen —; tonnen met aarde naar boven —;
2. (overg.) (dooreen) warren, tot een

warboel maken: alles door elkaar —, de zaken verward voorstellen of behandelen;

3. (onoverg.) scharrelende bewegingen maken; (van paarden) een haspelende draf, gezegd als bij het draven de voorbenen hoog worden opgenomen, maar niet behoorlijk gestrekt, zodat het paard weinig vooruitkomt;
4. (onoverg.) peuteren, morrelen; onhandig bezig zijn: wat zit je daar te —! laat ik je eens helpen;
5. (onoverg.) over iets —, twisten, kibbelen.

< >