Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

hal, (bodemgesteldheid)

betekenis & definitie

o., 1. hardheid van de grond ten gevolge van vorst: het — zit nog in de grond; 2. hardbevroren bodem (e).

(e) Hal treedt op in alle klimaten waarin vorst voorkomt, dikwijls slechts gedurende een deel van het jaar, soms, in tropische hooggebergten, dagelijks gedurende de nacht. Permanente hal (→permafrost) is kenmerkend voor gebieden met een gemiddelde jaartemperatuur beneden ca. —2 °C (periglaciale gebieden). Periodieke hal, die ook in de gematigde streken voorkomt, kan een belangrijke rol spelen bij de erosie in hellend terrein (b.v. in de Ardennen): de slechts oppervlakkig ontdooide bodemlaag boven het hal kan gaan glijden: →solifluctie. De aanwezigheid van hal belemmert de infiltratie van smelten regenwater. De vorming van hal gaat dikwijls gepaard met opvriezen door de volumevermeerdering als water in ijs overgaat.

< >