v./m. (s), Cucumis sativus, plan tesoort uit de familie Cucurbitaceae, een kruidige plant met klimmende ranken en langwerpige, eet bare vrucht; ook de vrucht zelf: gele, groene ; als stofn.: een schijfje —.
(e) Komkommer is van oorsprong afkomstig uit de subtropen, waar hij gedijt op vochtige, niet te zonrij ke plaatsen. Daarom is in Nederland en België de teelt alleen onder glas mogelijk. Oorspronkelijk vond de teelt bijna uitsluitend onder platglas plaats, thans worden de komkommers in →warenhuizen ge teeld. Afhankelijk van de grond, de zwaarte van verwarming, het type glasopstand enz. begint men de teelt op een moment tussen ca. 1 dec. en 1 mei. Daarnaast kan ook in de herfst, als →nateelt na b.v. tomaten, een komkommeroogst worden ver kregen. Op deze wijze slaagt men er in vrijwel het hele jaar door komkommers op de markt te bren gen.
De jonge planten worden in potten met grond opgekweekt; voor het overgrote gedeelte op ge specialiseerde bedrijven, die de pootbare planten aan de telers leveren. Ca. 4—5 weken na de zaai is de plant pootbaar. Als plantmedium gebruikt men veelal balen rogge of tarwestro, die van het akker bouwbedrijf worden betrokken en die in het waren huis gedeeltelijk in de grond worden ingegraven. Met behulp van kunstmest en water wordt het stro tot broeien gebracht. Na 8—10 dagen kunnen de planten samen met wat grond op de balen worden gepoot.
Het doel van deze methode is het verkrijgen van een warme, luchtige en goed vochthoudende bodem voor de overvloedige wortelontwikkeling. Deze methode wordt steeds meer vervangen door grond verwarming met warmtebuizen. Weldra beginnen zich in de bladoksels van de snel groeiende planten de gele bloemen te ontwikkelen. De tijd van bloei tot oogstbare vrucht varieert afhankelijk van de pe riode van het jaar van 2—4 weken; 5—6 weken na het planten worden de eerste vruchten reeds geoogst en dit gaat maandenlang door. Een plant kan in een seizoen (ca. een half jaar) normaal ca. 50—70 vruchten leveren, onder gunstige omstandig heden belangrijk meer. De komkommerbloem is eenslachtig.
De vrucht groeit parthenokarpisch uit. Door veredeling beschikt men over rassen die alleen vrouwelijke bloemen geven en die daarnaast vroeg vruchtbaar zijn. Hierdoor is het tijdrovende snoeien van de gewassen sterk verminderd. De voornaamste teeltzorgen zijn het veelvuldig gieten, snoeien en de ziektebestrijding. De grond dient jaarlijks te wor den gestoomd tegen bodemziekten, of de planten moeten worden geënt op ziekteresistente onder stammen. Daarnaast is een chemische bestrijding van de spintmijt en de meeldauwschimmel nodig. De biologische bestrijding van de spintmijt neemt toe.
In Nederland zijn de voornaamste komkommer veilingen in Bleiswijk, Delft/Westerlee, Pijnacker, Zuid-Holland-Zuid en Westland-Noord. De totale aanvoer per jaar bedraagt 500 mln. komkommers afkomstig van een areaal van ca. 1000 ha (waarvan 800 ha verwarmd). Van deze produktie wordt ca. 70 % geëxporteerd naar WestDuitsland, Zweden en Engeland en Denemarken.
In België is de teelt van veel minder belang. Ze is geconcentreerd rond Mechelen en Antwerpen. Het areaal is 425 ha (1975).
De internationale concurrentie op de Westeuropese komkommermarkt neemt toe. In de periode van winter en vroege voorjaar wordt de markt beheerst door komkommers van de Canarische Eilanden en van Kreta. Het produkt wordt in die klimatologisch gunstige gebieden in plastic kassen geteeld. In het vroege voorjaar zijn Bulgarije en Roemenië be langrijke producenten. De teelt vindt daar plaats in verwarmde kassen.