[→Lat. granatus, met korrels], v./m. (-naten), metalen projectiel dat met behulp van een vuurwapen of stuk geschut verschoten kan worden. (e) De vorm van granaten heeft ingrijpende wijzigingen ondergaan. De eerste granaten waren bolvormig, latere, hetgeen algemeen gebruikelijk is geworden, langwerpig, omdat ze dan een kleinere luchtweerstand hebben, wat de dracht ten goede komt, terwijl bovendien hun →trefkans, indringingsvermogen en uitwerking groter zijn.
Er zijn verschillende voorzieningen getroffen om de baan van granaten te stabiliseren. Bij sommige typen zijn daartoe aan de achterzijde van het, in dit geval doorgaans druppelvormige, projectiellichaam vleugelstukken aangebracht. Deze vleugelprojectielen worden verschoten met mortieren, raketgeschut of geweren. Daarnaast kent men gyroscopische projectielen; deze worden verschoten met geschut waarvan de loop voorzien is van trekken en velden. De hierdoor veroorzaakte snelle wenteling om de lengteas levert een stabiliserend effect op. De meeste gyroscopische projectielen hebben een cilindro-ogivale vorm: projectiellichaam cilindrisch, kop ogiefvormig en achtereinde meestal afgeslankt. Bekendste soorten granaten: 1. Brisantgranaten. Deze hebben een betrekkelijk dunne stalen wand en zijn gevuld met een brisante stof. De uitwerking berust op scherfwerking (boven de grond) of mijnwerking (onder de grond). Brisantgranaten worden o.a. gebruikt voor de beschieting van vijandelijke troepenconcentraties, gronddoelen en luchtdoelen. De →detonatie van deze soort granaten geschiedt met behulp van schokbuizen, tijdbuizen, tijdschokbuizen of nabijheidsbuizen, die op de kop van de granaten worden geschroefd.
2. →Granaatkartetsen.
3. Pantsergranaten. Hun structuur houdt nauw verband met het doel waarvoor ze worden gebruikt: sommige typen zijn vervaardigd van massief staal en hebben een harde, spitse punt; andere typen zijn voorzien van een brisante of een →holle lading; →pantserprojectielen.
4. Rookgranaten. Deze zijn gevuld met een lading die onder sterke rookontwikkeling verbrandt. Ze worden gebruikt om de vijandelijke waarneming te verhinderen of te bemoeilijken of om doelen te markeren voor acties van artillerie-eenheden of gevechtsvliegtuigen. In het laatste geval wordt veelal gebruik gemaakt van granaten die gekleurde rook ontwikkelen.
5. Lichtgranaten. Deze hebben als lading een stof die bij ontbranding een zeer sterk licht verspreidt. Ze zijn bevestigd aan een kleine parachute, die op vrij grote hoogte tot ontplooiing gebracht wordt door middel van een tijdbuis, die tevens de lading van de granaat ontsteekt, waardoor het gevechtsveld gedurende een aantal minuten wordt verlicht.
6. Seingranaten. Deze verschillen van lichtgranaten in die zin, dat ze geen wit, maar gekleurd licht uitstralen.
7. Gasgranaten. Deze zijn gevuld met (in de meeste gevallen vloeibare) →strijdgassen.
8. Brandgranaten.Deze bevatten een brandstichtend mengsel. Er bestaan twee soorten: pantserbranden brisantbrandgranaten,waarvan de eerste voornamelijk tegen gepantserde voertuigen en de laatste onder andere bij de s-luchtverdediging worden gebruikt.
9. Oefengranaten.Deze zijn niet voorzien van een explosieve lading, maar bezitten voor het overige dezelfde eigenschappen (afmetingen, vorm, gewicht enz.) als ‘scherpe’ granaten. Ze worden gebruikt voor oefendoeleinden en proefnemingen, omdat ze naar verhouding goedkoop zijn en meestal verscheidene malen verschoten kunnen worden. Sommige soorten oefengranaten bevatten een kleine springlading of een ‘rookmaker’ om het trefpunt te markeren.
10. Granaten met nucleaire lading.Deze worden sinds het begin van de jaren vijftig geproduceerd. Aanvankelijk konden dergelijke granaten alleen met behulp van vuurmonden met een zeer zwaar kaliber (zoals het 280 mm ‘atoomkanon’) verschoten worden, →kernwapen.