v./m. (-en), geelachtig grijze, zwartbehaarde vlieg, die grasachtigen (Gramineae) aantast. (e) De graanvlieg, Anthomyai coarctata, behoort tot de →vliegen. De lengte is 7 mm.
De larve (made) leeft in winter en voorjaar in het wintergraan onder de bladschede van het hoogst geplaatste blad en vreet die aan, waardoor het blad geel wordt en vaak gaat rotten. In mei verpoppen de larven in de grond. Spoedig komen de vliegen uit, die eieren leggen op jonge planten van het zomergraan en op grassen, die zij op dezelfde wijze aantasten. De herfstgeneratie legt eieren op wintergraan. Omdat de graanvlieg ook op wilde grassen leeft, is deze parasiet moeilijk te bestrijden.