Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

graafwiel

betekenis & definitie

o. (-en), werktuig aan een type baggermachine; naam voor de hele machine.

(e) Het graafwiel heeft aan zijn omtrek 6-12 schoepen. Het te baggeren of te graven materiaal wordt door de schoepen van het draaiende wiel aangesneden en gebaggerd en glijdt verder in een kamer, die aan de schoep is bevestigd en daarmee een geheel vormt. Via de kamers komt het materiaal op een transportband zodra deze bij de draaiende beweging een loodrechte stand hebben ingenomen. Later zijn graaf wielen zonder kamers gebouwd, waarmee hogere omtreksnelheden konden worden bereikt, omdat het materiaal, nadat het de schoepen verlaten heeft, via glijgoten of andere inrichtingen (rollenbanen, draaitafels enz.) vrij in de richting van een transportband kan worden afgevoerd. Theoretisch kan de omtreksnelheid zo hoog worden opgevoerd, dat onder invloed van de centrifugaalkracht de schoepen volledig geleegd worden. De omtreksnelheid van deze graafwielen wordt hierdoor opgevoerd tot 5 m/s en hoger.

< >